25 augustus 1988
- 9 -
medewerking van de provincie hopen te krijgen om wat dat betreft zo
volledig mogelijk informatie ter beschikking te hebben.
VOORZITTER: Mag ik misschien nog even aanvullen? Het is toch wel belangrijk
om de indruk weg te nemen dat van onze kant wij naar onszelf zouden moeten
kijken alsof wij te weinig gedaan hebben. Ik wijs erop dat op 9 februari
bij het bezoek van het voltallig college van G.S. dit plan is gepresenteerd
in de vorm waarin het hier ook is behandeld en vastgesteld. Daarbij is
duidelijk gemaakt dat het plan een andere vorm had dan het eerst had. Dat
is dus heel duidelijk gepresenteerd. Een tweede gelegenheid waarbij het
gepresenteerd is, is natuurlijk na het raadsbesluit in maart toen het
ingezonden is met alles wat daarbij hoort. De derde gelegenheid waarbij we
nog eens gezegd hebben: als er vragen zijn, dan horen wij dat graag, was op
20 mei toen de bezwaarschriften met een reactie van onze kant werden
ingezonden bij de provincie. Al die tijd hebben we niets gehoord. In de
vakantie is door mij gevraagd, toen het verdagingsbesluit bekend geworden
was, begin juli, aan de heer Schapenk wat de reden was. Dat kon hij mij
niet precies zeggen, maar het was wel zo dat er iets mee aan de hand was.
Toen zijn we onmiddellijk via ambtelijke kanalen gaan naspeuren wat dat dan
zou kunnen zijn. We hebben contact gezocht met de commissaris van de
Koningin, respectievelijk een van de gedeputeerden in een gesprek met twee
wethouders. We hebben dus alles gedaan wat kon in de gegeven
omstandigheden. Ik wil het toch even duidelijk op een rij zetten, zodat
duidelijk wordt dat wij toch binnen de normale manier van opereren tussen
gemeente en provinciebestuur datgene gedaan hebben wat van ons verwacht kon
worden.
Heer VISSER: Ja, als ik toch de brief lees van de provincie die wij
gisteravond hebben gekregen, dan geloof ik uw hele verhaal niet. Je kunt
het natuurlijk wel versimpelen en zeggen: ja, nou, we geven gewoon wat
informatie, maar op bladzijde 2 staat toch duidelijk: "gelet daarop wensen
wij ons over het onderwerpelijke raadsbesluit pas uit te spreken nadat in
het kader van de daarvoor aangewezen planologische procedures toch op zijn
minst enige zekerheid is ontstaan omtrent de aanvaardbaarheid uit een
oogpunt van goede ruimtelijke ordening van de uwerzijds beoogde bestemming
van dit terrein." Dus, ze willen gewoon de planologische procedure volgen
die iedere gemeente moet volgen om dit soort dingen maar te beslissen en
iets te verkopen waarop een heel andere bestemming rust. Wij kunnen ook
hier vandaan uw verhalen over contacten met de provincie niet controleren
of zij de suggestie hebben gegeven
VOORZITTER: U gelooft mij niet?
Heer VISSER: Nee, ik zeg dat wij van deze kant niet kunnen controleren
VOORZITTERDat neem ik dan op dat u mij dus niet gelooft, waarvan akte.
Heer VISSER: en dat u de suggestie doet dat er gesuggereerd is in
Utrecht dat het allemaal wel voor elkaar kwam. Dat wil ik dan wel zwart op
wit hebben, want dat is in tegenstelling tot wat we nu zwart op wit voor
ons hebben liggen hier. Daarom dien ik de volgende motie in.
Wethouder PLOMP: Mijnheer Visser, ik wil dan eerst even reageren. Ik moet
zeggen, mijnheer de voorzitter, het is natuurlijk niet zo dat van achter
deze tafel de indruk is gewekt dat er in de gesprekken die wij met de
provincie hebben is afgesproken: "de zaak komt wel voor elkaar". Ik zal
niet het woord gebruiken dat u in uw tekst gebruikt, dat soort zaken moet u
niet gaan suggereren, want dat is beslist vanaf deze tafel niet gezegd.