15 september 1988
- 16 -
VOORZITTER: Ik heb heel goed gehoord wat u nu zei. Ik hou u in de gaten.
Heer VAN GELDER: Voorzitter, de meerderheid van mijn fractie steunt het
standpunt van de meerderheid van de beroepschriftencommissie en wel om de
reden dat hier aan de orde is een planologische zaak waar natuurlijk
allerlei andere aspecten mede een rol bij spelen. Die planologische zaak is
snel aangepakt op het moment dat het nodig bleek, gelet op het staken van
een verbouwing zonder bouwvergunning. Wat dat betreft treft het college
geen verwijt in dit geval en wij steunen de overwegingen zoals ze door de
meerderheid van de beroepschriftencommissie zijn verwoord.
Heer MEILOF: Voorzitter, ik steun de mening van de minderheid van de
beroepschriftencommissiein verband met het feit dat het in Soest toch nog
steeds zo is dat er een groot aantal mensen in dit type woningen woont,
achter andere woningen, die niet geheel voldoen aan de eisen. Daar hard de
regels op toepassen betekent dat een groot aantal mensen die in de zeer
gelukkige situatie zijn dat ze in zo'n woning zitten, in een flat terecht
komen. Dat is niet denkbaar. Omdat het in dit geval gaat om een inpandige
verbetering, oftewel een verbetering die niet werkelijk de situatie in
absolute zin verandert, wil ik hierin meegaan dat dit mogelijk moet zijn.
Mevrouw GREEFHORST: Ja, ik wil toch nog een korte opmerking maken, mijnheer
de voorzitter. Ik denk dat een aantal argumenten van degenen die de
meerderheid steunen over tafel komen die wij ook best weten. Wij weten wel
dat daar eigenlijk niet gewoond moet worden. Maar 25 jaar is het gedoogd,
ik denk dat men dat uit het oog verliest. Ik denk ook dat men uit het oog
verliest dat voor de winter daar iets moet gebeuren en ik zie niet dat voor
de winter deze mensen een andere woning toegewezen zouden krijgen. Ik wil
dit toch graag de raad nog even meegeven.
Heer POTHUIZEN: Voorzitter, ik had eerder al mijn vinger opgestoken, maar
nadat de heer Van Gelder het zijne had gezegd dacht ik: dat zou ik ongeveer
gezegd hebben, daarom doe ik het maar niet meer. Ik stel wel vast dat er
aanzienlijk meer over het punt is gediscussieerd dan de beroepschriften
commissie eigenlijk had gedacht en ook op elementen die we denk ik maar
betrekkelijk beperkt hier kunnen bediscussiëren. Het wezenlijke element is
dat het gaat om een gebouw dat in feite geen woning is en waarvan je zou
moeten wensen dat het niet bewoond was. Dat wij nu uiteindelijk als
onderdeel van de commissie gekomen zijn tot het advies dat dan de naam
'meerderheidsadvies' draagt, heeft in zich te bewerkstelligen dat er zo
mogelijk een woonruimte elders voor het betreffende echtpaar kan worden
gevonden
VOORZITTER: Andere leden nog? Mijnheer Van Gelder, u heeft al het woord
gehad.
Heer VAN GELDER: Dit is toch de tweede instantie?
VOORZITTER: Nee.
Heer VAN GELDER: De beroepschriftencommissie is in tweede instantie
geweest, naar mijn gevoel.
VOORZITTER: U heeft gelijk. Als we het nu zo afspreken: de eerste instantie
is geweest, de beroepschriftencommissie heeft niet meer daarop gereageerd,
hoogstens heeft de heer Pothuizen nu nog een keer