15 september 1988
- 17 -
Heer VAN GELDER: En mevrouw Greefhorst heeft in tweede instantie gereageerd
en daar wou ik iets op zeggen.
VOORZITTER: Oké, dan zijn we aan de tweede instantie bezig en dan heeft u
nu het woord.
Heer VAN GELDER: Ja, het spijt me dat het zó loopt, maar er is toegelicht
en toen heeft mevrouw Greefhorst nog iets gezegd en daar wil ik toch nog
iets op zeggen. Ik wil de indruk wegnemen dat voor ons dat argument niet
mee zou spelen en ik zou willen onderschrijven wat de heer Pothuizen zegt.
Los van de vraag of het beroepschrift moet worden afgewezen of moet worden
gehonoreerd, dat is een planologisch probleem, zou het gemeentebestuur
daarnaast alle medewerking dienen te geven aan een verbetering van de
huisvestingssituatie door het aanbieden van een andere woning. Dat is een
zaak die wij zouden willen bepleiten, dat u dat doet, om alle misverstanden
dienaangaande te vermijden. Als het om de beoordeling van het beroepschrift
gaat zou ik ook willen reageren op wat de heer Visser daarop gezegd heeft.
Aan de orde is niet dat het college ons een uitspraak vraagt over het al
dan niet beëindigen van de woonsituatie daar. Aan de orde is de vraag om
een uitspraak over een bouwvergunning. Daar nemen we nu een beslissing op
en daarvan zijn onze standpunten duidelijk. Als het gaat om verbetering van
de woonsituatie -ik heb het al gezegd en ik onderschrijf daarmee het
voorstel van de heer Pothuizen- gaarne zoveel mogelijk medewerking van de
gemeente op dit gebied.
VOORZITTER: Andere opmerkingen van uw kant? Niet? Dan wil ik graag deze
laatste vraag, namelijk of het college bereid is medewerking te verlenen
doorgeven aan wethouder Kingma voor een reactie daarop.
Heer VISSER: Ja, daar sta je van te kijken, wethouder Kingma! Laat die
mensen maar rustig daar wonen en lekker uitbreiden, want die zijn daar
gelukkig, dus waarom zou je iets anders versieren?
VOORZITTER: Mijnheer Visser, nu is het genoeg geweest. Het gaat hier om een
serieuze zaak, we moeten nu niet proberen het spelletje door te spelen. Het
gaat er gewoon om dat naar aanleiding van deze zaak er uit de raad een
verzoek naar voren komt waar wij als college op dienen te reageren. Dat
staat even naast de beslissing over het beroepschrift.
Wethouder KINGMA: Daar kan ik natuurlijk nu geen concreet antwoord op
geven, behalve dan dat er ongetwijfeld de bereidheid is om daar serieus
naar te kijken of dat mogelijk is. Maar ik ken de situatie niet genoeg om
daar een opmerking over te kunnen maken. Dat lijkt mij hier ook niet juist.
VOORZITTER: Deze opmerking had ik graag van u willen horen en ik denk dat
de raad daar genoegen mee neemt op dit moment. Ik stel voor nu te gaan
stemmen en wel over het advies van de meerderheid van de commissie,
namelijk dat de bouwvergunning niet verleend wordt.
De heer Menne, voor; mevrouw Weidema, voor; de heer Blaauw, voor; de
heer Meilof, tegen; de heer Boerkoel, voor; mevrouw Stekelenburg, tegen;
de heer Ebbers, voor; de heer Van Logtenstein, voor; mevrouw Blommers,
voor; de heer Strietman, tegen; de heer Krijger, voor; de heer Visser,
tegen; de heer Verheustegen; mevrouw Gerritse, tegen; de heer Kingma,
voor; mevrouw Tomassen, tegen; de heer Oudemans, voor; de heer Beijen,
voor; de heer Van Gelder, voor; de heer Plomp, voor; mevrouw Greefhorst,