6 oktober 1988 - 5 - doen, dat je daar hele zorgvuldige procedures voor moet hanteren. Tijdens de behandeling in de commissie heb ik voorgesteld om, gelet op alles wat er nog tijdens de commissievergadering op tafel kwam, die ruimte te creëren om op een behoorlijke manier hiermee om te gaan. Gelukkig bleek daar een meerderheid voor te zijn. Dat wil nog niet zeggen dat er dus een meerderheid voor het kunstwerk is, maar dat wij wel vinden dat het beter moet dan het gegaan is en dat we even de tijd in moeten ruimen om dat te doen. In plaats van dat u dan enige terughoudendheid betracht en zegt: we zien wel wat er uit die discussie komt en dan bepalen we ons standpunt wel, heeft u het kennelijk nodig geacht om nog een keer keihard te zeggen: jullie kunnen praten wat jullie willen, je overlegt nog maar een keer, maar als het aan ons ligt dan komt dat ding er niet. Dat vind ik een manier van opereren die volstrekt onjuist en verwerpelijk is. Ik vind het strijdig met de organisatorische uitgangspunten die we kiezen met betrekking tot delegatie, want dat doen we naar de ambtelijke organisatie en ik vind dat er ook iets van delegatie naar zo'n commissie kunstaankopen is. Ik vind het volstrekt verwerpelijk. Ik vind het ook niet juist als ik het bekijk vanuit een oogpunt van procedures op de juiste manier opzetten. Ik vergelijk het met twee zaken: in de commissie a.b.z. hebben we een discussie gehad over de toetreding tot het Vredesplatform. nee, ik gebruik de verkeerde naam, de Vredesconferentie. Daarin gaat u heel omzichtig te werk, u constateert dat er een onderwerp is dat genuanceerd ligt in de raad, we krijgen naast een brief niet eens een toelichting, een collegestandpunt, er wordt heel voorzichtig gemanoeuvreerd. Het ontgaat mij waarom u als tegenpool daartegen zo moet bruuskeren door middel van deze brief. Ik wil u er ook op wijzen dat wij in onze fractie heel zorgvuldig afgewogen hebben wat wij moeten met een minderheidsstandpunt dat bij sommige mensen leeft, met de bezwaren en dat op een gegeven moment ook proberen te relateren aan een behoorlijk proces van besluitvorming waarin mensen die het op zich nog steeds niet eens zijn met zaken toch zeggen: maar in feite zijn we toch bezig met een besluitvormingsproces en het is daar een vervolg op. We zeggen dan: in het kader van die procedure slikken we die bezwaren in en doen we gewoon mee om het goede vervolg bestuurlijk te kunnen geven. Ik vind het ernstig dat het moest gebeuren dat u nu met deze brief bent gekomen Mevrouw BLOMMERSVoorzitter, om maar direct aan te sluiten bij de laatste woorden van de heer Van Gelder: ook onze fractie vindt dat de werkwijze van het college in deze zeker geen schoonheidsprijs verdient. Het is ook jammer dat er om dit onderwerp van het kunstwerk zo ontzettend veel elementen bij worden gehaald die eigenlijk helemaal niet ter zake doen in deze raad. Er wordt gevraagd aan een commissie van deskundigen om advies uit te brengen. Dat advies nemen we over: we vragen een kunstenaar om een bepaald ontwerp te maken, een schetsontwerp. Daar zijn een boel plaatjes van geweest, zodat we wisten wat we konden verwachten. Een schetsontwerp betekent dat we het volste recht hebben om op een goed moment te zeggen dat naar aanleiding van de opdracht daaraan niet is voldaan naar onze mening. Dat zullen we dan denk ik doen, als we het netjes doen, met het advies van diezelfde commissie kunstaankopen erbijwant die kunnen dat deskundig bekijken, die kunnen zeggen nee, het klopt helemaal niet met wat we gevraagd hebben. Dat is niet gebeurd. De commissie kunstaankopen heeft aan de ene kant gedaan wat we gevraagd hebben, het inhoudelijk begeleid. Aan de andere kant is ze ook een stap verder gegaan, ze heeft zich bemoeid met de budgetten die niet voor de kunst bestemd waren, want er werd uitgewisseld -wat ons helemaal niet bevalt als werkwijze-, maar er werden ook zaken als bestrating van het plein opeens aan een kunstwerk gekoppeld! Dan begint de vervuiling, dan zegt het college: ja, wij vonden die bestrating ook niet zo mooi, een

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 242