6 oktober 1988
- 12 -
de commissie kunstaankopen die bij de eerste bespreking aanwezig was. Dat
is wat naar buiten gekomen als: nou, daar is nauwelijks over gesproken. Ik
kan u zeggen dat het gesprek toch geschommeld heeft zo rond de 25 minuten.
Het is niet helemaal meer terug te traceren.
Heer VISSER: Dat is nog geen half lesuur, weet u dat? Heeft u ook met de
kunstenaar gesproken?
Wethouder MENNE: Mijnheer Visser, 25 minuten hebben wij als college dat
overwogen en dan gaat het natuurlijk om het kunstaspect. Daar heb je een
kunstontwerp voor. Echter, als u weet dat dit functies uitsluit die wij
toch essentieel vinden voor deze gemeente op een plein, we maken een nieuw
plein, omzoomd door een verhoging, een intiem plein, dat je niet kunt
gebruiken voor allerlei activiteiten, zoals bijvoorbeeld het vendelzwaaien
van het Gilde
Heer VISSER: Heeft u gesproken met de kunstenaar?
Wethouder MENNE: manifestatie zoals onlangs nog met betrekking tot de
Olympisch kampioene, Monique Knol, er zijn heel veel dingen die echt niet
mogelijk zijn en het is zo zonde. Die functionaliteit, die bedoelen wij in
dit geschrift. Dan kunnen we het nog hebben over allerlei andere zaken die
eerder de landschapsarchitect gezegd heeft met betrekking tot de nagalm van
de Eng, het verhaal over de wig, als je de hal inkomt, hoe het zich dan
ontvouwt zowel aan het plein als in de tuin. Die verhalen staan zwart op
wit, daar staat de landschapsarchitect nog volledig achter. Wij menen -en
dan heb ik het even over een ander aspect, namelijk de eerlijkheid- wij
kunnen natuurlijk door. De kunstenares is ook eerlijk geweest, ze heeft
gezegd wat ze ervan meende. Ze is zelfs zover gegaan dat ze gezegd heeft:
dit is het kunstwerk en anders niet.
Heer VISSER: Heeft ze dat tegen u gezegd?
Wethouder MENNE: Dat heeft ze tegen u ook gezegd.
Heer VISSER: Heeft u met haar ooit gesproken dan?
Wethouder MENNE: Nee, dat heeft ze tegen u ook gezegd.
Heer VISSER: Nee, geef nou eens antwoord. Heeft u ooit met haar gesproken
over het kunstontwerp?
Wethouder MENNE: Daar heb ik het niet over.
Heer VISSER: Nee, precies. U ontkent dus. U hebt dus niet met haar
gesproken.
Wethouder MENNE: Ik heb het over de uiting van de mevrouw waar u het niet
over hebt, namelijk, zij heeft zich wel expliciet uitgesproken, zeer
extreem. U hebt het wel over het college dat met het plein natuurlijk
straks ook verder moet in de zin van de functies die daar dienen plaats te
hebben. Als bestuur vinden wij inderdaad -wat ook gezegd is vanavond- dat
wij het hoofd koel moeten houden. We moeten zeggen: het kan niet, dit is
naar de mening van het college niet mogelijk. Het zijn 32 palen, verspreid
over het plein, daar kunnen we echt niet mee uit de voeten. Dan kunt u nog
zo enthousiast zijn voor de kunstkant, maar je moet het wel zien in zijn
kader: waartoe dient een nieuw plein, een nieuw gebouw? Dat mag voor het