26 oktober 1988
- 2 -
dat niet wat niet wat meer marktgericht, wat marktbewusterIk denk dat we
dat hierbij ook in ogenschouw moeten nemen, hetgeen overigens ook in
tegenspraak is met de wens die ik op het moment beluister.
Dan zijn er voorstellen geweest over afvalstoffenheffingen en rioolrechten
om die beide rechten te combineren. Wij hebben het in het college besproken
en wij zullen dat begin 1989 in de commissie financiën met u bespreken,
onderbouwd door een notitie, misschien aanvankelijk opiniërend, maar wij
zullen daarmee toch in ieder geval de bedoeling hebben om te komen tot een
algemeen overzicht en tot een vaststelling van de belastingen en heffingen
op dit punt van afvalstoffen en rioolrechten. Begin 1989 in de commissie
financiën bespreken we dat dus. Op dit moment kan dat niet, we hebben daar
een drietal overwegingen voor. Dat is namelijk dat de koppeling van de
o.g.b. limieten aan de hoogte der leges zal plaatshebben. We hebben te
maken met rioolrechten zowel voor bedrijven als voor particulieren en dat
vergt toch een zeer zorgvuldige afweging, omdat wanneer wij afvalstoffen
heffing en rioolrechten gaan combineren we toch zeker ook met de
rioolrechten der bedrijven rekening zullen moeten houden.
Wat betreft de administratieve rompslomp die ook door enkelen uwer aan de
orde is gesteld, ik meen met name door de heer Verheus van het CDA, daarvan
moeten we zeggen dat het gering is. Het is een soort meeliftconstructie
met de post die het gasbedrijf dus doet uitgaan, daarmee kunnen wij
natuurlijk onze afvalstoffenheffinghoogte en rioolrechtenhoogte ook gewoon
meegeven. Of dat nu gecombineerd gaat of niet, dat maakt dan niet zoveel
uit
Dan is door de heer Van Gelder van de PvdA een opmerking gemaakt over de
exploitatie van het additioneel bedrijventerrein. Die dient zodanig te zijn
dat wij inderdaad de hoofddoelstelling halen om kleine milieu
onvriendelijke bedrijven uit de gemeente zelf daar te doen vestigen en daar
niet spoedig mee op te houden. Dat is ook het hoofddoel van het college,
dat kan ik hiermee bevestigen, dat wij erop uit zijn om dat terrein
exploitatief ook zo op te zetten dat niet na betrekkelijk korte tijd
wanneer dat dan niet lukt, om dan bedrijven van buiten of grote bedrijven
in het algemeen daar op te doen vestigen. Dus mocht het zo zijn dat de
exploitatie bijvoorbeeld na 1^ of 2h jaar -we moeten dat maar eens
bespreken, we moeten niet over tientallen jaren denken- tekort schiet door
renteverlies vanwege non-investmentdat zou kunnen dat je niemand ertoe
bewegen kan om zich te vestigen op dat additionele terrein, dan gaan we
ervan uit op dit moment dat het grondbedrijf de last zelf dient op te
vangen.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, ik begin met de beantwoording van
de vragen die nog een antwoord vereisen.
Het CDA wenst medio 1989 een evaluatie met betrekking tot de
heroverwegingsoperatie te ontvangen en wenst in dit kader te vernemen hoe
de opsplitsing afdeling groenbeheer en recreatie verloopt. Mijnheer de
voorzitter, dit kan worden toegezegd.
Voor wat betreft de werkgelegenheid blijft het college de mening toegedaan
dat alles in het werk wordt gesteld om in overleg met betrokkenen, andere
instellingen, hierin verbetering aan te brengen. Wij komen hierop ter
gelegenheid van de voorjaarsnota terug.
De motie van de WD om 1 miljoen toe te voegen aan het fonds stads- en
dorpsvernieuwing, daarover het volgende. Het college wil hetgeen in deze
motie is verwoord en de intentie daarvan overnemen, doch feitelijke
toevoeging aan het fonds achterwege laten.
Met betrekking tot de verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven is
zojuist door collega Menne al het een en ander gezegd. Dezerzijds nog de
opmerking dat het noodzakelijk is dat de vereiste grondtransacties worden