15 december 1988 - 15 - verblijf en misschien een kleine tegemoetkoming in de reis op 3750,= De stichting zal wat onkosten hebben, waar je een kleine tegemoetkoming aan kan geven door het hele jaar heen om alles goed voor te bereiden en te begeleiden. Dat zou iets van 1250,= kunnen zijn. Dan heb je nog 2500,= voor de ontvangst van groepen die hier komen, die je toch ook iets moet bieden, je moet eens een keer met ze eten, al of niet met dat gemeentebestuur, kortom, je zal als gemeentebestuur zelf iets moeten doen. Wij hebben ongeveer gerekend op die 7.500,= maar nogmaals, de ervaring zal het een beetje moeten uitwijzen hoe het precies zal zijn. Ik stel voor dat gewoon aan de hand van een aantal jaren eens te bekijken hoe het loopt. Dit is de richting waarin wij schatten dat het gaat. De bordjes. We hebben daar als college natuurlijk niet kunnen spreken, dus ik kan niet namens het college spreken. Ik stel voor dat wij de suggestie eens meenemen, even kijken hoe dat uit te werken valt, die gedachte. Ik hoor dat bijna de gehele raad zich achter dat idee kan stellen. Ik weet niet precies hoeveel het kost, het gaat ook niet in eerste instantie om de exacte kosten van die bordjes, het gaat erom dat je een gebaar maakt waardoor duidelijk blijkt aan de bevolking hier én daar dat wij die band van harte willen aangaan. Ik denk dat dat het belangrijkste is. Als je dat kenbaar maakt door borden waarop dat staat, misschien is dat best aardig. Maar laten we daar nog even in het college over spreken. Ik neem de suggestie graag over en ik begrijp dat we dat verder niet hier terug hoeven te hebben, dat we dat op die manier zo kunnen afwikkelen als dat ook in het college wordt ondersteund. Dan blijft mij niet over dan nog één ding eens uitdrukkelijk te zeggen. Ik hoop dat het een groot succes wordt, deze jumelage en ik wil wat dat betreft de heer Blokzijl bedanken voor alles wat hij heeft gedaan tot op heden, opdat nu zo mogelijk is geworden wat er dus vandaag gebeurt. Ik feliciteer u daar dus wel mee. Ik constateer wel -en dat is een verantwoordelijkheid die wij ook als raad hebben en niet alleen op de schouders van de stichting mogen leggen- dat het aangaan van een jumelage één is, maar het volhouden is twee. Je gaat niet een vriendschap aan voor een bepaalde tijd, maar in principe voor onbepaalde tijd. Dat betekent dat wij juist ook elk jaar weer daar opnieuw aandacht aan moeten schenken op een steeds weer originele wijze. Dat zal nog niet zo eenvoudig zijn, maar daaruit blijkt ook werkelijk dat je het wil. Ik hoop van ganser harte dat u wilt mee blijven denken om ook de stichting het gevoel te geven dat wij niet alleen als gemeente maar met een paar bordjes eraf zijn, maar dat we het ook werkelijk als gemeente mee willen steunen. Ik hoop zeer dat dat zal gebeuren. Dit pleidooi nu afsluitend, constateer ik dat de hele raad daarmee akkoord is Heer VAN GELDER: Ik vind het jammer, dat ik toch niet duidelijk van u hoor dat die 7.500,= echt het maximum is. Het ligt toch nog een beetje van: we gaan het eens bekijken en dan zien we het wel. Ik ben toch geneigd om te zeggen: het idee is prima, maar inderdaad met de wetenschap dat er meer jumelages aankomen zullen we toch een beetje aan kostenbeheersing moeten doen, ook bij dit soort dingen. Ik zou toch graag de toezegging van u willen hebben dat u desnoods dan maar niet vijf dagen maar drie dagen of niet ieder jaar maar eens in de twee jaar er iets aan doet. Er zijn zat mogelijkheden denk ik om invulling te geven aan de gedachte dat het 7.500,= structureel is en niet meer dan dat. Ik zou toch graag die toezegging van u willen. Heer MEILOF: Voorzitter, u concludeerde net uit het feit dat er enkele partijen iets positiefs hebben gezegd over die bordjes dat daar de hele raad wel voor zou zijn. Ik was zelfs dankbaar dat ik van een van de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 418