44
45
porters er
:ken die
:sie ad hoe
'an heeft
ft geen
de
mnten door
iken die
it wij voor
Len om
i, om die
ïn met
terwege
scaleren.
vertraging
ag geven,
kort
met de
el zinvol
t we het
wij t van de
at, omdat
Daarbij is
t is goed
ging. Dat
id. Daarvoor
i die brief,
drie
i. Over dat
,s een
•enbaarheid
.d toch die
;n bestaan
icalerend
:hte is dat
roor dit
i kan hebben
ïien een
dan een
iat
ian als
sutraliteit
scussie
wees maar
as kunnen er
tfoord op de
het gaat
erom als er weer collegestandpunten zijn, verdedigt de heer Plomp die dan en
ziet hij er dan vanaf om minderheidsstandpunten te ventileren als hij die heeft
in situaties waarin hij wordt verondersteld om de unanieme of meerderheids -
collegestandpunten te vertegenwoordigen? Ik denk dat het goed is dat hij daar
nog op ingaat.
Er is met betrekking tot de commissie ad hoe opgemerkt dat die commissie goed
geïnformeerd is of had kunnen zijn. Daarbij is onder andere verwezen naar
stukken die ter inzage gelegd zouden zijn. Wij moeten vaststellen dat voor de
vergadering van 2 februari eerst de agenda is verstuurd, dat pas later stukken
zijn gekomen en dat van een aantal informaties de commissie eerst ter
vergadering in kennis is gesteld. Dat betrof bijvoorbeeld een
minderheidsstandpunt van de heer Plomp dat uit geen enkel stuk tevoren kenbaar
was. Kijk, het klinkt dan natuurlijk goed als je zegt: de commissie had het
allemaal kunnen weten. Ik denk dat de werkelijkheid toch wel iets genuanceerder
ligt en dat de heer Plomp dat ook wist.
Wat betreft het tempo. De heer Krijger heeft al gezegd: het overleg moet nog
beginnen. Wat ons betreft moet het dus nu zo spoedig mogelijk beginnen.
We hebben de neiging om te zeggen: als de heer Plomp op deze opmerkingen kort
wil ingaan en daarbij tot de helderheid komt die wij zo graag van hem zouden
horen, dan zouden we de discussie kunnen sluiten.
Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, een citaat uit een krant: "Intussen is het
overleg over de nieuwe structuur voor de sport nog geen meter opgeschoten." Dat
is begin deze week geschreven, dat klopt toch aardig. Ik denk dat het nog een
hele tijd zal kloppen als we niet eindelijk die strijdbijl -die niet is
opgegraven om de feiten, maar om zaken die hier niet aan de orde kunnen komen
schijnbaar- nu eens begraven. Ik ben blij dat de raad in ieder geval altijd in
de openbaarheid moet vergaderen, waarbij duidelijk kan worden of men echte
argumenten heeft of niet. Laten we zoveel mogelijk in de openbaarheid doorgaan.
Want wat nu weer wordt gesuggereerd door de heer Pothuizen, wiens
verontwaardiging naar mijn idee niet in de feiten ligt, er zijn zeer veel
overlegvormen tussen burgers over zeer veel belangen, op zeer veel terreinen,
bijvoorbeeld welzijn, die altijd in het openbaar gebeuren. Ik vind het een gekke
vergelijking om overleg met burgers die namens sportbelang komen te betrekken
bij de heer Taphoorn die andere belangen heeft.
Heer MEILOF: Voorzitter, het stelt mij teleur dat van de partijen aan mijn
linkerkant nog steeds geen enkel argument op tafel is gekomen waaruit ik enige
lering kan trekken over hun makkelijke ommezwaai in bepaalde meningen.
Wethouder PLOMP: Mijnheer de voorzitter, met betrekking tot de openbaarheid die
dus voorkomt in het raadsvoorstel dat voorligt, het punt openbaarheid, daar gaat
het dus over de bespreking tussen een lid van het college en de sportbesturen.
Ik heb reeds gezegd dat ik van mening was dat het begrip openbaarheid zoals
indertijd in discussie gebracht naar aanleiding van de brief van de drie
progressieve partijen, betekende in algemene zin dat men vergaderingen -want zo
staat het erin- bij voorkeur in het openbaar liet plaatsvinden. Daar ben ik
vanuit gegaan. Daarna constateer ik dat de commissie ad hoe ook uiteindelijk
vindt dat de vergaderingen met de sporters openbaar kunnen zijn. En als
verklaring daarbij dat het voor mij een volstrekt normale zaak is om wat dit
betreft ook openbaarheid na te streven, voer ik aan ter verduidelijking dat het
gezien de ingewikkeldheid van de materie voor wat betreft de concept-statuten,
het convenant, het wellicht wenselijk is als op de tribune, zoals is gebleken,
daar mogelijk ook deelnemers of sportbestuurders aanwezig zijn die niet van de
sportdelegatie deel uitmaken en als zodanig ook enig inzicht gaan krijgen in
deze materie. Ik noem dit voorbeeld omdat in de praktijk is gebleken dat men
daar belangstelling voor had. Ik vind daarom dat het ook voor de informatie naar
niet-gedelegeerden van het sportbestuur nuttig kan zijn om op die tribune
in