dat het antwoord thans ja zal zijn. Dit is eens, maar nooit weer. Wat moeten we nu met rijksweg A28? Voorzitter, ik heb afgelopen dinsdag gesproken met mr. Otten over zijn advies. Hij zegt zelf dat dit een eerste advies is, gezien de beperkte tijd die wij hem gunden. Ik denk dat een verder advies nodig is, gegeven het feit dat er op dit gebied nog geen processen gevoerd zijn en er dus ook geen jurisprudentie bestaat. In dit gesprek kwamen mr. Otten en ik tot de conclusie dat ons thans rest de mogelijkheid om op korte termijn het gesprek met Rijkswaterstaat open te breken of -zo u wilt- voort te zetten. Wij krijgen dan de gelegenheid te benadrukken, daarin bijgestaan door een juridisch milieudeskundige, wat mr. Otten is, een aantal relevante zaken opnieuw ter discussie te willen stellen, zoals: de schadeclaims die er zullen gaan komen als het gebied niet blijft binnen de wet geluidhinder, de problematiek van de wijk Mercury, de praktische onmogelijkheid van het overlagen met stil asfalt als er epoxyhars ligt, de maximale garantie van vier jaar die wegenbouwers geven en ook hier willen geven voor stil asfalt, de feitelijke onjuistheid die Rijkswaterstaat stelt dat resultaten van het overlagen met stil asfalt in het buitenland geen goede resultaten hebben opgeleverd, de verkeersveiligheid. Voorzitter, afsluitend, het advies van mr. Otten dat u ondersteunt, om een proces verbaal van ondervinding op te laten maken, steunen wijDe door ons ingediende motie in de februariraad trekken wij in, ervan uitgaande dat mr. Otten de zaak juist heeft ingeschat. Niet van harte, immers, het is zijn visie. Dit op voorwaarde dat u bereid bent in het verlengde van het advies van mr. Otten het overleg met Rijkswaterstaat, Inspecteur Milieuhygiëne en het Ministerie van V.R.O.M. en de bewoners open te breken, dan wel voort te zetten en dat u gebruik maakt van de deskundigheid van de juridisch milieuspecialist Inzet bij dit gesprek: stil asfalt. Dat moet het zijn. Dit betekent dat uw opmerkingen, gedaan in de gezamenlijke brief van 8 februari j.1. dat u zich niet verzet tegen het voorgestelde pakket van maatregelen van Rijkswaterstaat, als niet gezegd dient te worden beschouwd. Heer POTHUIZEN: Voorzitter, ik denk dat hetgeen mevrouw Stekelenburg heeft gezegd over hoe u namens de gemeente voort zou moeten, dat dat zonder meer onze steun kan krijgen. Ik denk dat het inderdaad zo is dat het aangaan van een geding op dit moment niet de beste stap is, dat het met kracht nog eens een keer gaan praten en het u aan uw zijde laten bijstaan door iemand van naam en faam op het gebied van milieurecht, dat ons dat op dit moment het verste brengt. Ik zou de voorwaarden -zo is het eigenlijk geformuleerd door mevrouw Stekelenburg- die zou ik graag willen ondersteunen. Heer KRIJGER: Mijnheer de voorzitter, vorige keer bij het in stemming brengen van de motie waren wij tegen, want het hield in het voeren van een kort geding op dat moment. Wat er nu uitrolt, op grond van de informatie die nu in de afgelopen weken is gekomen, is een heel andere opstelling. Die opstelling heeft onze steun uiteraard wel. Heer VERHEUSDaar kan ik heel kort over zijn, mijnheer de voorzitter, wij sluiten ons daar graag bij aan. Alleen zou ik er nog een opmerking bij willen maken. Het zou kunnen zijn dat er van particuliere zijde toch juridische en gerechtelijke stappen ondernomen zouden kunnen worden. Stel dat, is het college dan eventueel bereid om, zo dat zou gebeuren, aan de mensen die dat zouden doen bijvoorbeeld ambtelijke bijstand of advies te verlenen? Heer VISSER: Mijnheer de voorzitter, de belangrijkste opmerking is niet gemaakt,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1988 | | pagina 61