20 april 1989 - 41 - plaatsgevonden. Anders dan de aanmerking dat het ambtelijk advies negatief zou zijn, kan ik mij voorstellen dat in het vervolg de ambtenaren adviseren om een gesprek aan te vragen bij de desbetreffende wethouder, zodat de kwestie bij het college voorgelegd kan worden. Anders kan nog geadviseerd worden om een principe-aanvraag te doen. Heer POTHUIZEN: Voorzitter, ik wil eerst iets zeggen als D66- fractievoorzitter en vervolgens in tweede instantie namens de meerderheid van de beroepschriftencommissie even reageren op de vraag die de heer Meilof heeft gesteld. De heer Visser zal enig geduld moeten hebben, want de democratie heeft zo zijn beloop. Dat geeft mij dus ook nog wel wat ruimte, zou je zeggen. De raad heeft een beroepschriftencommissie ingesteld -dat zeg ik dus namens D66- en die het vertrouwen gegeven dat ze de raad adviezen zal geven die, indien bevestigd, een vorm van rechtspraak opleveren. Een beslissing die de burger dus geeft waar hij recht op heeft. Meestal volgt de raad de commissie, soms om politieke redenen niet. In mijn herinnering is het eigenlijk nooit gebeurd omdat B&W, die eigenlijk partij in het geschil is, zich na de afronding in een zitting nog een keer tot de raad heeft gewend. In dit geval hebben B&W dat gedaan en in feite dus als partij een extra instantie aan zichzelf toegemeten. De wederpartij heeft dus ook weer moeten communiceren, de verwarring is gezaaid. Dat geheel heeft op mij niet een bijzonder goede indruk gemaakt. Eigenlijk ontstaat een klein beetje de indruk alsof er van de kant van het college en het daarachter stekend apparaat eigenlijk geen fouten gemaakt zouden kunnen worden. In dit geval - ik moet het vaststellen- het is jammer, maar er zijn wel fouten gemaakt. Van die fouten mag een burger het slachtoffer niet worden. Dan even als spreker van de meerderheid van de beroepschriftencommissieEr is een garagebedrijf in de buurt dat zich nu ook tot deze raad heeft gewend. Dan ontstaat al snel de indruk dat er sprake is van gelijke gevallen die ook gelijk behandeld zouden moeten worden. Wel, er is in deze situatie helemaal geen sprake van een gelijk geval. Aan de heer Wijnands is van de kant van het college tot twee keer toe bericht -de stukken liggen er zwart op wit- dat zijn voornemens pasten in het bestemmingsplan Soest-zuid. Aan de kant van de heer Nefkens is nooit enig bericht verstuurd, simpelweg omdat hij zijn vraag niet tot op dit niveau heeft laten doordringen. Daar is overigens in mijn visie door het ambtelijk apparaat correct gehandeld. Heer VAN GELDER: Ik wil graag reageren op wat de heer Beijen heeft gezegd. Ik zou niet willen ondersteunen een gedachte dat als wat de heer Pothuizen zegt -ik onderschrijf dat- het ambtelijk apparaat juist handelt en een advies geeft over wat er kan, gelet op de besluitvorming die heeft plaatsgevonden, dat dat niet meer zou moeten gebeuren en dat men het advies zou moeten krijgen om met de wethouder te gaan praten, want dan denk ik dat we niet op de juiste manier, ook in het kader van de reorganisatie, werken. Heer BEIJEN: Voorzitter, mag ik daar even op reageren, want zoals de heer Van Gelder het nu naar voren brengt, heb ik niet gereageerd. Ik heb gezegd dat het ambtelijk advies wel gegeven kan worden, maar dat de toevoeging dat het ambtelijk advies in de richting van het college negatief zal zijn weggelaten kan worden. De aanvrager zou dan het advies kunnen krijgen om zich eerst in verbinding te stellen met het college om daar een principe- aanvraag te doen. Het zijn niet de ambtenaren die de gemeente besturen, het is de verantwoordelijkheid van het college van B&W en van de raad. VOORZITTER: Ik zou de discussie willen afronden. Ieder heeft daar zijn eigen oordeel over. De vraag van de voorzitter van de CDA-fractie zal ik

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 124