18 mei 1989 - 13 - raad toch breed wordt gedragen, zij het dat op het punt van de mate waarin koopwoningen en huurwoningen voorkomen ik toch bespeur dat daar enige afwijking is ten aanzien van het voorstel van de PvdA die tot twee modellen komt wat dat betreft: 44 woningen in het grootste aantal, waarvan 6 koop en 38, waarvan 6 koop. Dat is de verhouding, waarbij ook verder de financiële kant, maar ik denk dat we daar op dit moment niet op in moeten gaan, want dan moeten we weer die uitgangspunten meenemen. Voorzitter, ik zie het dus procedureel zo dat wij alleen dan kunnen komen tot een goede besluitvorming indien we het in twee stappen doen. De eerste stap is dat wij het eens zijn over de uitgangspunten. Ik ga er dan even vanuit dat we het daarover eens worden, vervolgens met de gegadigden -er is hier gezegd: misschien moet je de gegadigden in aantal uitbreiden, enkelen van u zeggen: de drie gegadigden die er zijn, daarmee doorgaan- zien te komen tot een afronding. Op basis van de uitgangspunten waarover u het dan eens bent, komen tot een keuze uit de verschillende offertes die inderdaad dan zullen voorliggen, op basis van door ons goedgekeurde uitgangspunten. Ik wil het in dit stadium hierbij laten. Ik had nog verschillende opmerkingen eigenlijk naar inhoud, maar zo nodig kom ik daar dan in tweede instantie op terug. Heer VAN GELDER: Voorzitter, ik denk dat het college de zaak aanzienlijk onduidelijker maakt dan noodzakelijk is. Ons voorstel dat houdt in een aantal uitgangspunten en het verzoek om op basis van die uitgangspunten een aantal zaken nader uit te werken. Dat is een verzoek aan het college. Het college schrijft ons een brief in eerste instantie: wij wijzen het af, want het kan helemaal niet meer, het is eigenlijk al veel te laat en het vertraagt. Het college komt dan eigenlijk terug in tweede instantie: zo was het niet bedoeld, het was bedoeld om tegen u te zeggen dat we eigenlijk van de raad willen horen of we dat op deze manier moeten doen. Het college stelt dan onmiddellijke behandeling van het voorstel voor. Daarmee krijgen we dus die mengeling dat op een gegeven moment op de details van het voorstel wordt ingegaan. Die zijn voor ons niet zo hard, want anders vragen we u niet om op basis van de hoofdlijnen van het voorstel de zaak nader uit te werken. Als we dat niet zouden willen, dan zouden we het niet gevraagd hebben, dan zouden we zeggen: dit is het op de millimeter nauwkeurig en als u dat niet wilt, dan stemt u het maar af. Dat vragen we niet. Wij zeggen: in hoofdlijnen denken we dat met name dat element dat ook door anderen is genoemd van de gemengde bouw huur in verschillende prijscategorieën en koop in verschillende prijscategorieën zou moeten worden aangebracht en op basis daarvan heel nadrukkelijk met de nu in aanmerking komende betrokkenen het gesprek verder zou moeten worden gevoerd. Het had in de lijn gelegen als u dat gewoon gedaan had en op basis daarvan een voorstel had ingediend. Nu zegt u: het procedurevoorstel meteen in stemming brengen. Dan ben ik geneigd om te zeggen: voor zover het argument dat als nu niet door de raad een richting wordt aangegeven dat daardoor ernstige vertragingen in de realisatie kunnen optreden, voor zover dat argument steekhoudend en realistisch is, kan ik mij voorstellen dat, waar dit raadsvoorstel toch een heleboel ruimte biedt en in feite in het voorstel staat om een aantal dingen uit te werken, dat je zou kunnen zeggen: goed, stel het dan maar vast als het college die ruggesteun nodig heeft om tot uitwerking over te gaan. Ik stel overigens vast dat het herhaaldelijk is voorgekomen dat het college, gehoord de discussies in de commissie, voorstellen amendeert, even aanhoudt, eventueel nog wat aanpast. Dat past toch denk ik in de bestuurscultuur die wij in de afgelopen jaren hebben opgebouwd, dus de verbazing die door een aantal fracties in deze raad is uitgesproken over het feit dat het college nu toch wat afwijkt van die cultuur is naar mijn gevoel volstrekt terecht. Ik denk dat we nu een wat vreemde situatie

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 152