22 juni 1989
- 13 -
Heer VISSER: Het gaat mij tot nu toe allemaal een brug te ver, na al die
verhalen. Als ik de loco-burgemeester mag geloven, dan heeft u alleen maar
verstand van voetballen. Maar het is zo, dat wij een tijdje geleden, Leidje
Tomassen, Johan Baks, Ton Paauw en ik een kunstwerk hebben gekocht op de
tentoonstelling van Amnesty International -misschien kunt u zich dat nog
herinneren- voorstellende een aantal afbeeldingen van Paul Scholten, met
allemaal pluimen. Een kunstenaar als Ton Paauw heeft een vooruitziende blik
en wist toen kennelijk al dat je weg zou gaan. Hierbij wil ik dus dit
kunstwerk overhandigen en dan heb ik eigenlijk twee elementen genoemd die
je hier in Soest geleerd hebt, behalve voetballen, namelijk kunst en de
betrokkenheid van de gemeente bij buitenlandse betrekkingen, vooral het
buitenland dat het erg moeilijk heeft.
In Arnhem ligt de kunst op straat, letterlijk, er zijn schitterende dingen.
Ik hoop dat je de kennis die je hier verworven hebt daar ook zult
toepassen. Wat Amnesty International betreft: er is daar een brug, die heet
de Mandelabrug, dus ook wat dat betreft kunt je je hart ophalen. Paul
Scholten, even zo tussendoor als interruptie dit kunstwerk dat ik je
hierbij dus namens degenen die ik net genoemd heb, overhandig. Dank je wel.
Afscheidsrede burgemeester de heer P. Scholten.
VOORZITTER: Dames en heren raadsleden, dames en heren. Afscheid van Soest
is zowel afscheid van de mensen in Soest als van al degenen waarmee ik heb
mogen samenwerken en die ik als eerste burger heb mogen dienen en
vertegenwoordigen. Mensen in Soest, ik heb dat als een eervolle opdracht
beschouwd. Versleten lijken de woorden die bij afscheid klinken, maar als
dezelfde woorden steeds weer terugkeren, bevestigen ze vaak een waarheid.
Prinses Juliana zei indertijd: "Wie ben ik, dat ik dit doen mag?" Deze
beroemde uitspraak geldt voor velen die met verantwoordelijkheid worden
belast. Het was voor mij in ieder geval een groot voorrecht het ambt van
burgemeester van Soest negen jaar te mogen vervullen.
Leden van de raad. Het was inderdaad een voorrecht met u, gemeenteraad en
in het bijzonder ook met u allen, raadsleden persoonlijk, Soest te mogen
besturen. Ook de vele oud-raadsleden hier aanwezig begrijp ik hieronder.
Het was mij een genoegen daarbij uw voorzitter te mogen zijn. Ik was mij
steeds bewust van uw wettelijke eindverantwoordelijkheid. Als voorzitter
leiding geven aan diegenen die de leiding hebben, brengt wel een bijzondere
band met zich mee. Immer ging ik met plezier naar deze vergadering. Ik heb
er dan ook geen enkele willen missen.
De in zo'n toespraak onvermijdelijk te citeren Chinese wijsgeer, in dit
geval Lao Tsé, leert ons dat je, wanneer je leider wilt zijn, degenen die
geleid worden het gevoel moet geven zelf de beslissingen te nemen. Zo heb
ik dat steeds geprobeerd, hoewel ik me ervan bewust ben -zeker als het om
vaart, ik zou nu zeggen: vitesse of om het vasthouden van ingezet beleid
ging- u wel eens erg sterk heb aangespoord. Ik hoop dat u mij dat wilt
vergeven. Ik deed dat uit oprechte overtuiging dat juist vasthoudendheid en
duidelijkheid onontbeerlijk zijn voor Soest.
Zoals -het is al gemoreerd- bijvoorbeeld bij de een paar jaar geleden weer
oplaaiende discussie over de plaats en de vorm van het nieuwe gemeentehuis.
Waarom toch niet volstaan met de verbouwing van de brandweerkazerne, zo
klonk het tot mijn stomme verbazing toen weer op. De door de raad al tijden
daarvoor gekozen situering met complete nieuwbouw was door de bevolking
allang geaccepteerd. Men rekende erop en ging er bij het maken van haar
eigen plannen vanuit. En zo hoort dat.
Aan de andere kant moeten we zeker rekening houden met de grote charme van
Soest als het gaat om haar minder planmatige aanpak, het individueel vaak