19 januari 1989
- 22 -
opmerking maakte die ze gemaakt heeft. Ik heb in mijn eerste instantie een
beroep gedaan op het CDA om het standpunt van het lid van de commissie
kunstaankopen, ook lid van het CDA, te volgen. Ik zie niet in waarom ik dat
niet mag doen als dat lid er niet bij is. Dat is toch volstrekt legitiem?
Ik mag ook zeggen dat ik dat standpunt waardeer. In die termen heb ik
erover gesproken.
Dan ben ik toch weer terug bij de opmerking waar de heer Krijger de
legitimatie een beetje uithaalt om te zeggen: nou ben ik er echt helemaal
tegen, of wil ik het besluit uitstellen. Dat is omdat ik het woord
spruitjeslucht gebruik. Dan stel ik toch vast dat de discussie die wij de
laatste 15 minuten gevoerd hebben over dit voorstel van de kunst toch niet
meer de hoofdlijn van het onderwerp is, want de hoofdlijn was natuurlijk
toch: wil je dat extra geld uitgeven voor dat kunstwerk. Dat hoef je niet
te willen, er zijn zat persoonlijke redenen die de heer Krijger ook noemt,
om dat niet te doen. Dan denk ik dat het een goede zaak zou zijn als we -en
dan ga ik toch even in op het ordevoorstel van de voorzitter- nu duidelijk
zouden zeggen dat het collegevoorstel niet geaccepteerd wordt. De WD heeft
een voorstel gedaan om het college zo snel mogelijk een nieuw voorstel te
laten doen. Het lijkt mij dat dat op tafel ligt. In het collegevoorstel
staat een zin dat de minderheid van het college een ander voorstel doet.
Het lijkt mij dat daar gewoon over gestemd kan worden, dan hoeven we in een
volgende raadsvergadering niet weer de discussie te voeren over de exegese
van wat we nu gezegd hebben. Ik zou eigenlijk willen zeggen: laten we nu
ook beslissen dat het eerste ontwerp van Marijke de Goey gekozen wordt en
dan niet met allerlei kruimeldiscussies en allerlei toestanden daar omheen
die zaak weer versluieren.
VOORZITTER: Mevrouw Gerritse heeft net een vraag gesteld en die is nog niet
door het college beantwoord. Daar wou ik nu graag wethouder Kingma de
gelegenheid toe geven om te antwoorden namens ook de heer Plomp.
Wethouder KINGMA: Of ik dat kan doen, weet ik niet. Ik kan wel zeggen dat
ik niets aan de woorden van de heer Menne heb toe te voegen daar waar hij
zei dat als de raad besluit om het eerste ontwerp te accepteren, dat het
college bereid is dekkingsmogelijkheden te zoeken op de creatieve wijze
zoals mevrouw Blommers dat ook vroeg.
VOORZITTER: Ik stel voor even te schorsen, dat lijkt mij heel goed.
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wij gaan tot besluitvorming komen.
We hebben ook even gesproken over een goede, deugdelijke wijze van
formulering omdat het niet in het collegevoorstel staat en het goed is om
toch de vergadering te gebruiken om tot zo'n voorstel te komen. Het is wel
van belang om daarbij te letten op de subsidieproblematiek en het is juist
dat de wethouder financiën daar met name nog het nodige even over zegt en
het uiteindelijke voorstel zal formuleren.
Wethouder MENNE: Voorzitter, in volgorde, wij hebben hier een voorstel
liggen en ik neem aan dat het voorstel van de minderheid nu aan de orde
komt.
VOORZITTER: Ik stel aan de orde het voorstel zoals dat hier is
geformuleerd. Ik stel vast dat dat geen meerderheid haalt en dat dat
impliciet betekent dat het voorstel van de meerderheid, namelijk om het
kunstwerk uit te voeren zoals we allemaal weten hoe het ongeveer gaat
worden conform het schetsontwerp, daarmee aanvaard is met dien verstande
dat als de subsidie niet komt er dan een nieuwe situatie is waar we opnieuw