20 juli 1989
- 27 -
denk dat de laatste raadsvergadering van de heer Van Gelder -jammer dat hij
dat zo naar voren heeft gebracht, waardoor ik nu zo moet reageren- niet
afgesloten wordt met een heldere besluitvorming. Vandaar mijn voorstel in
het belang van iedereen die zegt nog steeds de intentie te hebben om goed
om te gaan met de AROStrek dat voorstel terug en kom wel onderbouwd met
hard beton ermee terug. Dan denk ik dat de discussie veel korter is, veel
eerlijker is, zuiverder wat betreft de politiek en eerlijker ten opzichte
van een aantal mensen die aan het werk moeten.
Heer POTHUIZEN: Ik sluit mij aan bij de heer Krijger. Ik stel vast dat de
besluitvorming zoals die nu op tafel komt, in feite betekent dat we tussen
tijds één instelling in Soest anders behandelen dan we meestentijds plegen
te doen met andere instellingen en andere burgers. Dat vinden wij geen
goede gang van zaken. Wij willen de afweging zoals die zo treffend in
eerste instantie door de heer Wijmenga is verwoord, kunnen maken in
vrijheid en niet met de zekerheid dat we het geld al kwijt zijn. Zoals we
in de aanbieding van de meerjarencijfers hebben kunnen lezen, zijn er
geloof ik drie maal zoveel verlangens in Soest dan wij mogelijkheden hebben
om het geld uit te delen. Dat doen we dus in oktober wat ons betreft. Wij
kunnen dus zelfs in het voorstel zoals de heer Van Gelder het nu verwoord,
ons niet vinden. Niet omdat we een hekel hebben aan de AROS, maar omdat we
evenwichtig willen besluiten.
Heer VISSER: Ze hebben geen hekel aan de AROS, maar steunen? Ho maar. Wij
steunen het voorstel van de PvdA en het CDA.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, ik denk dat inderdaad de opmerkingen vanuit
het CDA en de PvdA terecht zijn. Ik denk dat punt a. gelezen moet worden
als een intentieverklaring met de bedoeling medewerking te gaan verlenen en
dan verder zoals het er staat. Punt d. is ook duidelijk en daarmee is
blijkbaar op dit moment voor de meerderheid van de raad punt b. en c
vervallen. Bij de begrotingsbehandeling wordt dat nadrukkelijk verder aan
de orde gesteld. Daar gaat het om het feitelijke beschikbaar stellen van
het krediet en het besluit over de dekking. Dit is niet meer dan een
intentieverklaring en dat betekent dat men met name bij de AROS op een
positieve wijze verder kan werken aan de voorbereidingen aan het vormgeven
aan de toekomstige lokale omroep.
Heer VAN GELDER: Ik wil graag reageren op wat door de heer Pothuizen en
door de heer Krijger is gezegd. Wij hebben een afspraak gemaakt dat wij
proberen te besturen vanuit bestuurlijke opdrachten die in een latere fase
verfijnd worden. Nu ligt er een voorstel dat in detail een uitwerking geeft
aan een plan. Het blijkt dat over die uitwerking geen volledige overeen
stemming in deze raad kan worden bereikt en dan heb ik het met name over de
dekking. Dan kan je twee dingen doen. Zonder je uit te spreken over de
hoofdlijnen van de gedachten die hierin liggen het voorstel terugnemen en
het uitstellen tot een later moment. Dat betekent dat het college volledig
geblokkeerd is om wel het gesprek met wie dan ook nog te voeren, want er is
volstrekte onduidelijkheid of de raad iets wil, wat de raad wil en welke
kant de raad uit wil. Ik denk dat het goed is om in zo'n geval wel een
principe-uitspraak te doen over de richting die de raad uit wil. Dat is
mijn voorstel geweest. De definitieve besluitvorming laat je dan plaats
vinden op het moment dat alle informatie bekend is. Dat je natuurlijk, als
je een intentie uitspreekt dat je een bepaalde richting uit wil, daarna
niet meer geheel vrijblijvend alle uitwerkingsvoorstellen om die richting
te realiseren zonder meer aan de kant kunt zetten, dat is natuurlijk
volstrekt duidelijk. Maar dat is denk ik niet de bedoeling geweest van de