25 oktober 1989
- 22 -
zekere hoogte het verzoek van mevrouw Meijer kan ondersteunen. Het is waar
dat de echte minima de afgelopen jaren aanzienlijk aan koopkracht hebben
ingeboet. Ik denk alleen dat wij op het ogenblik geen goed inzicht hebben
in hoeveel echte minima er nu in Soest zijn. Wellicht is het mogelijk dat
het college daar inderdaad wat onderzoek naar doet en met een notitie komt.
Dan kunnen wij daar in de commissie en misschien later in de raad over
spreken. De muziekschool heeft een steunfonds om mensen met een minimum
inkomen toch muzieklessen te kunnen laten volgen. Wellicht dat we iets meer
kunnen gaan doen in deze gemeente, maar ik denk dat daar dan toch wel het
nodige onderzoek aan vooraf moet gaan.
Wethouder MENNE: Voor wat de kwijtschelding betreft heb ik inderdaad in
eerste instantie al gezegd wat wij daar verder aan gaan doen. Ik heb ook
opgesomd wat er allemaal gebeurd is en dat het resultaat inderdaad voor
onze gemeente nog niet veel is. Even naar mevrouw Weidema toe is het zo dat
wij ten opzichte van een gemiddelde gemeente van onze grootte 39% scoren
voor wat betreft de minima. Of het precies 39% is, het is door het
vergelijkend onderzoek eruit gekomen. Wat dat betreft is het inderdaad in
absolute zin aanmerkelijk minder. We moeten dat ook in het oog houden bij
het aantal reacties dat wij krijgen. Die heb ik voorgelezen, die schommelen
zo rond de 110, 120 per jaar. Wat betreft de voorlichting, dat zullen wij
op een nog effectievere wijze proberen te doen. We zullen dat met zowel de
afdeling belastingen als met de afdeling welzijn bespreken. Wij zullen ook
de manier waarop je kwijtschelding kunt verkrijgen zien te vereenvoudigen,
zodat het eenvoudiger wordt om het formulier in te vullen. Dat wordt door
sommigen nogal ingewikkeld geacht, anderen zeggen het is zeer eenvoudig,
maar daar zullen we toch naar kijken. Het is natuurlijk in veel opzichten
wettelijk noodzakelijk. Ik heb de map ingezien van u, mevrouw Meijer,
waarbij toch hier en daar een vraagteken moet worden gezet of het allemaal
wel zo mag en of er niet al een procedure is, jurisprudentie is over die
gevallen waaruit dan blijkt dat de gemeente toch weer een stapje terug moet
doen. Dat is ook gebeurd in Nederland, dat weten we. Dus of er in die map
daar ook voorbeelden van bij zitten, dat zullen we allemaal bekijken en dan
zien of er toch niet nog meer dan tot op heden voor wat betreft die
kwijtschelding de mensen daaraan kunnen deelnemen.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, de afgelopen maandag is van de kant van het
college al nadrukkelijk toegezegd begin volgend jaar te komen met een
overzichtnotitie met verschillende keuzemogelijkheden als het gaat om het
minimabeleid. Ik denk dat dan ook meegenomen kan worden de opmerking van
mevrouw Weidema. Alhoewel dat hoogstens de omvang van het probleem kan
aangeven en niet het feit dat het probleem er is. Want of het er nu 100
zijn of 5000, het probleem is op zich individueel heel duidelijk zwaar
aanwezig. Overigens denk ik dat we het weten. We kennen het aantal cliënten
bij de sociale dienst, we weten dat er 2300 65-plussers alleen van AOW
afhankelijk zijn. We kunnen beschikken over gegevens in ieder geval voor
wat betreft aantallen van mensen die van een AAW-uitkering gebruik moeten
maken en dus ook op bijstandsniveau zitten. En ook onder de mensen met een
WAO-uitkering zijn er een aantal die niet of nauwelijks hoger zitten dan
een bijstandsuitkering. Dat geeft in zijn totaliteit toch een op zich nu al
duidelijk beeld van waar het dan om gaat. Als u het heeft over de minima en
de echte minima, dan denk ik dat we daar voorzichtig mee moeten zijn. Dat
is een discussie die in een eerder stadium in Den Haag al is gevoerd en
leidde tot echte eenjarige en meerjarige minima en allerlei andere
ingewikkelde toestanden. Ik denk dat we het wat dat betreft eenvoudig
moeten houden. Daar kunnen we het wel over eens worden, denk ik.