25 oktober 1989 - 24 - Heer VISSER: Dan begrijp ik niet dat de PvdA-wethouder maandagavond zo'n flauwekul verhaal hield over onderzoek op andere terreinen in Nederland, die we dan moeten toepassen op Soesterberg. Daar heb ik trouwens maandag avond ook iets over gezegd. Maar ik wil alles niet herhalen wat ik daarover gezegd heb. Afgezien van het feit dat we weer geteisterd worden door spelfouten, wil ik deze motie dus graag ondersteunen. Ik hoop dat de wethouder van de PvdA, die kennelijk niet zoveel feeling houdt met zijn eigen fractie, deze motie ook zal ondersteunen. Ik had eigenlijk dit maandagavond al van hem willen horen. Wethouder KINGMA: Mijnheer Verheusu kan nog lachen, ondanks wat er in de motie staat en dan bent u toch een SoesterbergerDesalniettemin denk ik dat het iets is om serieus te nemen. Ik heb maandag ook niet gepoogd om het niet serieus te nemen. Laat dat duidelijk zijn. Ik denk dat ik ook gepoogd heb in mijn antwoord duidelijk te maken dat het volkomen terecht is om een vooronderzoek te starten waarbij met name het onderzoek dat het RIVM heeft gedaan bij Schiphol, een rapport dat uitgebracht wordt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, een belangrijke rol kan spelen. Het komt overigens pas eind november beschikbaar. Tegelijkertijd kunnen we gebruik maken van de kennis die bij TNO en mogelijk bij de geluidsdeskundigen van de rijksuniversiteit van Groningen beschikbaar is, om ook daar ons licht op te steken. Van belang is het daarbij denk ik, aangezien het om de relatie met de volksgezondheid gaat in uw suggestie -dat is ook terecht- dat we met name de GGD-mensen zullen moeten inschakelen die over specifieke deskundigheid behoren te beschikken om dit soort onderzoeken te vertalen naar de situatie in Soesterberg, althans de vraag te beantwoorden in hoeverre dat mogelijk is en wat dan de consequenties zijn. Ik denk dat dat de eerste stappen zouden moeten zijn en dat het oriënterende vooronderzoek voorgelegd kan worden aan de commissie gezondheidszorg. Het resultaat daarvan kan in de raadscommissie besproken worden en dan kan beoordeeld worden, aan de hand van de gegevens die er op dat moment liggen, in hoeverre er een vervolgonderzoek nodig is. Ik denk dat ik daarmee recht doe aan uw ongerustheid. Een ongerustheid die overigens op andere manieren ook wel eens is geuit door anderen. Ik denk dat we op die manier een bijdrage kunnen leveren om die ongerustheid die mogelijkerwijs door een gebrek aan wetenschap in Soesterberg ontstaat, te kunnen wegnemen, c.q. als er geconcludeerd moet worden dat er toch iets aan de hand is, dat we dan in staat zijn om op grond van goede gegevens te kijken wie welke maatregelen zou moeten of kunnen nemen. Heer VERHEUS: Ik neem aan dat dit het collegestandpunt is. Daar kunnen we best mee leven. Het antwoord van de wethouder maandag, daar waren we het niet mee eens. Ik vind de motie daardoor totaal overbodig. VOORZITTER: Het is een collegestandpunt wat de wethouder zegt. Heer POTHUIZEN: Ik weet niet of de heer Verheus bedoelt te spreken namens u als hij zegt dat hij de motie volledig overbodig vindt. Zo heb ik het antwoord van de heer Kingma ook niet verstaan. Ik weet niet of u wat dat betreft daar op zou willen reageren. Ik vind de motie volstrekt nodig. Je kunt je hooguit afvragen of er misschien langs andere wegen tot hetzelfde doel gekomen zou kunnen worden. Misschien, maar dat laat ik even afhangen van hoe de PvdA blijkt te reageren op de stellingname van het college, dat men zich vindt in het antwoord van de heer Kingma. Als zou blijken dat het niet genoeg is, dan overweegt mijn fractie om de motie te steunen, zij het nog dat ik toch ook wel zou willen horen of de PvdA denkt dat er kosten aan

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 343