16 november 1989
- 7 -
hoofden heen, dames en heren, zou ik ook de bevolking, het verenigings-
organisatie-, het agrarische- en industriële bedrijfsleven, de middenstand,
de sociale- en culturele instellingen willen vragen mij en mijn vrouw wat
tijd te gunnen om ons in te leven in onze nieuwe gemeente.
De openbare orde en veiligheid is in Soest van een andere dimensie dan in
Best, hoewel hetgeen een paar dagen geleden is gebeurd toch weer
overeenkomsten vertoont met mijn gemeente. Sommigen begrijpen dan wel wat
ik bedoel, als het over schieten gaat. De Nederlandse politieman en -vrouw
staan in deze tijd van maatschappelijke verandering, verschuivende normen
en steeds verfijnder en gevaarlijker vormen van geweldpleging voor zulke
problemen dat een zo groot mogelijke steun vanuit de maatschappij wenselijk
zou zijn. Voor de politieman en -vrouw is het erg belangrijk dat zij weten
waar zij aan toe zijn en dat zij ook kunnen vertrouwen op de leiding die
hen wordt gegeven door de korpschef en door het hoofd van de plaatselijke
politie. Ik ben verheugd dat de raad van Soest zich in hoge mate betrokken
voelt bij het politiegebeuren, hetgeen onder andere tot uiting komt in het
beschikbaar stellen van extra geld aan de politie. De politie dient van
haar kant zorg te dragen voor een zoveel mogelijk wijkgerichte aanpak. Los
van de gevolgen van de plannen op politiegebied die ons van de nieuwe
regering staan te wachten -en hun betekenis voor Soest kan ik thans nog
niet geheel overzien- hoop ik dat de raad tot verlenging van het zogenaamde
politieconvenant zal besluiten.
In Soest is het vrijwillig karakter van de brandweer gelukkig nog
overheersend. Sfeer en karakteristiek van de Nederlandse brandweer zijn van
oudsher gebonden aan de gemeentelijke organisatie. Regionale samenwerking
is in de huidige tijd noodzakelijk. Het aanwezig zijn bij een brand heeft
met de fundamenten van mijn vak te maken.
Dames en heren, wij staan samen aan het begin van een nieuwe periode. Ik
verheug mij erop om mijn werk in Soest aan te vangen. De onderlinge
verstandhoudingen zijn hierbij van groot belang. Ik hoop dat ik de goede
verstandhouding tussen het gemeentebestuur en de gemeente - ambtenaren
tussen de gemeentesecretaris en de burgemeester in het college en tussen
ons allen in de raad verder mag ontwikkelen. Een ieder hebbe en houde zijn
of haar opvatting. Maar het belang van goede onderlinge verhoudingen, de
sfeer van vertrouwen, blijft onverkort op ons allen afkomen. Voor onze
gemeenschappelijke levensvreugde, maar ook omdat die sfeer van belang is
voor de wijze waarop de Soesters iets van het gemeentebestuur en van het
ambtelijk apparaat merken. In dit verband wil ik graag onderstrepen wat
onze secretaris, de heer De Kam onlangs heeft geschreven in het blad "De
Nederlandse Gemeente" over de relatie tussen bestuur en burgers. "Als
gemeente heb je de plicht voortdurend te blijven werken aan kwaliteits
verbetering van de dienstverlening. We mogen niet te snel tevreden zijn."
Op alle gemeentelijke ambtenaren doe ik graag een beroep mij in de
uitoefening van mijn taak terzijde te staan. Als het goed is, moeten wij
gezamenlijk een team vormen, waarin ieder dat werk doet hetwelk het beste
voor hem of haar geschikt is.
Het bestaan van nu nog drie actieve personeelsverenigingen, binnenkort één
vereniging, getuigt van de goede geest die onder het personeel heerst en
graag zal ik voor zover nodig aan de bevordering daarvan meewerken.
Graag wil ik mij inzetten voor goede contacten met de Commissaris der
Koningin in deze provincie, het provinciaal bestuur, de provinciale- en
rijksdiensten in de provincie Utrecht. Ik verheug mij voorts op de goede
relaties met de Hoofdofficier en de mede-officieren van justitie in het
kader van onze verantwoordelijkheden. Vele en belangrijke contacten zullen
er ongetwijfeld ook komen met de verschillende vertegenwoordigers van
Defensie, waarvan enige belangrijke onderdelen in Soest zijn gehuisvest. De
aanwezigheid hier vanmiddag van diverse militaire commandanten bij deze