18 - 23 november 1989 - 19 - nalezen. Dan denk ik ook dat ze goed kan lezen wat ze niet gehoord heeft. Dus het klopt wel wat zij heeft gezegd. Want wat hier exact gebeurd is -en daarom geef ik aan dat een aantal reacties door ons als onzin worden betiteld- is dat een aantal raadsleden met veel misbaar en met veel mist stemmen voor het in gang zetten van een procedure, maar hun eindoordeel laten afhangen van al die bezwaren die je kunt verwachten. Dan zullen ze pas kunnen zeggen: wij gaan door met het verlenen van onder andere een bouwvergunning. Op exact dezelfde wijze geeft een lid van deze raad, belast met de voorbereiding van besluiten door deze raad te nemen, aan dat hij ook al die bezwaren die gaan komen, serieus zal meewegen om te voorkomen dat met een woord van de PvdA de hele inspraak in de procedure tot een lachertje wordt gemaakt. Dus ik ben blij dat nog steeds hier besloten is dat alle notulen schriftelijk zullen zijn en dit ook letterlijk zullen weergeven. Ik heb net -en het is wat onverwacht geweest- een opmerking gemaakt over maat 48 in de richting van de heer VerheusIk laat het nu ruimer, want we moeten niet persoonlijk worden. Ik denk nu dus aan de maat van de CDA- fractie. De ruimte die zij claimen om hun oordeel te laten afhangen van de bezwaren, ontzegt men nu het college. Want ik heb nog niet gehoord of het college de zorgvuldige formuleringen van de heer Plomp wel dekt. Ik kan mij goed voorstellen dat dat het geval is, want het is een bestuurlijk antwoord en het college mag ik nu aanspreken, dat is nog steeds een bestuurlijk orgaan en zal voorleggen aan de raad waar de raad om vraagt. Wethouder PLOMP: Ik denk, mijnheer de voorzitter, dat ik mij tot één opmerking beperk in de richting van het CDA. Ik heb hier vrijwel letterlijk genoteerd wat het CDA in eerste instantie zei, namelijk dat doorslaggevend zou zijn te zijner tijd voor het CDA wat de uitslag is van het verkeersonderzoek en wat de uitslag is van het commentaar van het college rond de ingediende bezwaren. Soortgelijke bewoordingen. Met andere woorden: op dit moment wenst het CDA in ieder geval af te wachten de onderzoeken die het gevolg zijn van de inspraak. Ik heb, mijnheer de voorzitter, niets anders gezegd, maar mogelijk wat duidelijker dan het CDA. VOORZITTER: Ik sluit hiermee de beraadslagingen over dit agendapunt af en wij gaan over tot hoofdelijke stemming. Alvorens dat te doen zal ik eerst een stemmingsnummer trekken. Nummer 15, dat betekent dat de stemming aanvangt bij de heer DanversU kunt zich uitspreken met voor of tegen dit voorstel van het college. de heer Danvers, voor; de heer Boerkoel, voor; mevrouw Tomassen, tegen; de heer Wijmenga, voor; de heer Krijger, tegen; de heer Blaauw, tegen; de heer Oudemans, tegen; de heer Ebberstegen; mevrouw Weidema, tegen; de heer Mennevoor; de heer Plomp, voor; de heer Baks, voor; mevrouw Meijer, voor; mevrouw Blommers, tegen; de heer Beijen, tegen; mevrouw Greefhorst, voor; mevrouw Stekelenburg, voor; de heer Van Esseveld, tegen; de heer Van Logtenstein, voor; de heer Pothuizen, tegen; de heer Strietman, voor; de heer Visser, tegen; mevrouw Gerritsevoor; de heer Van den Breemervoorde heer Verheusvoor Heer MEILOF: Mag ik nog stemmen, voorzitter? VOORZITTERHeeft u de presentielijst wel getekend? Ik heb een lijst waar u niet opstaat. Heer VISSER: Dan stel ik voor dat de heer Meilof ook niet meedoet aan de stemming, voorzitter.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 400