16 februari 1989
- 21 -
zo plechtig het Reglement van orde hebt geciteerd en daar vervolgens ook
strikt de hand aan hebt gehouden. Het is natuurlijk altijd mooi als je een
vraag stelt, dan kun je zeggen: dat was de eerste instantie, dan krijg je
een antwoord en dat is dan de tweede instantie. Maar of vraag en antwoord
nu bij elkaar passen, dat is dan maar te hopen. Als dat niet zo is, dan zit
je aan deze kant op dat moment vrij machteloos. Tenzij toevallig een paar
agendapunten later het onderwerp weer aan de orde is. En dat is dus nu.
Ik had de vraag gesteld aan de heer Plomp: als hij wist dat daar aan het
hout iets ging gebeuren, dan hoeft hij dus nog niet achter iedere boom een
ambtenaar te zetten, nee, hij kreeg gewoon het bericht dat de volgende dag
daar iemand met het mes datgene zou gaan doen wat hij heeft gedaan en hij
zou dan in de kast grijpen naar het voorbereidingsbesluit artikel 2, letter
H. vindt hij dan dat hij het met dat artikel in de hand kan verbieden, of
niet? Zo niet, dan zeg ik: dan hebben we dus een inadequaat
voorbereidingsbesluit. Dat is dan een van de vele twijfels die ik hecht aan
voorbereidingsbesluiten. Dan weet ik dat, dan kunnen we proberen daar een
strenger voorschrift in te bewerkstelligen. Dat is dus iets anders dan de
heer Plomp in zijn antwoord zei: natuurlijk kun je overal strengere regels
voor maken. Ja, natuurlijk, in zijn algemeenheid wel. Nee, het ging nu om
een concrete vraag. Daar zou ik dus toch graag -daar heb ik nu twee
instanties de tijd voor om het te proberen, ik weet hoe moeilijk dat soms
is bij de heer Plomp- een heel concreet antwoord op hebben.
Voor het overige moet ik zeggen dat ik het betreur dat we voor de negende
keer een voorbereidingsbesluit moeten nemen zoals ik het zal betreuren dat
we het straks voor de tiende keer moeten doen, omdat we het volgens onze
planning dan nog steeds niet af zullen hebben, dat bestemmingsplan. Dat
geeft, zeker als het om een zo belangrijk gebied gaat als het landelijk
gebied, toch wel heel ernstig te denken. Daar moeten we bij het werkplan
ruimtelijke ordening dan misschien toch maar weer eens even wat aan doen.
Heer MEILOF: Voorzitter, in die allereerste ronde voordat we met de punten
van de vergadering begonnen heb ik niet meegedaan aan de discussie. Ik vond
het ook een zeer problematische zaak wat daar gebeurd is met het omhakken
van een stukje bos. Ik wou dat ook hieraan koppelen, juist omdat dat het
gevoel geeft dat dit stuk kennelijk weinig houvast geeft, of dat ons
systeem van controleren en ons systeem van situaties in de hand houden
blijkbaar niet werkt. Ik heb daar grote zorgen over. Als er in Soest ergens
een stukje grond ligt, een stukje bos staat met een uitermate alerte
buurman die er bovenop springt op het moment dat er iets gebeurt, en dat
helpt allemaal niets en voorschriften maken ons daarbij ook machteloos,
waar zit dan precies het zwakke punt? Of is dit gewoon een punt waarvan we
moeten constateren: de burger eigent zich hier vrijheden toe, daar staan
wij machteloos tegenover en als hij achteraf in het ongelijk gesteld wordt,
dan kunnen we hem bekeuren en dan kunnen we hem verplichten tot
herplanting. Zijn we zo ver gedegradeerd, zijn we zo machteloos? Ik zou dat
jammer vinden. Zijn hier werkelijk geen andere maatregelen mogelijk?
Mevrouw STEKELENBURGVoorzitter, ik ben blij dat onze vragen in ieder
geval deze discussie hebben opgeroepen. Het geeft weer eens aan hoe serieus
toch een voorbereidingsbesluit is. De wethouder heeft antwoord gegeven, de
heer Pothuizen heeft dat heel netjes verwoord: het is natuurlijk niet het
antwoord waar wij op dat moment tevreden mee waren. We zitten nu met het
vaststellen van dit agendapunt. Wat moeten we er nu mee? Er wordt gezegd:
het ligt bij G.S., het ligt bij de provincie. Dat is natuurlijk heel
handig. Stel je voor dat binnenkort iemand op het idee komt om het groen
bij het Soester Natuurbad te kappen. Misschien krijgt die meneer die dat
wil hebben dan wel veel sneller een vergunning. Zo ligt het hier denk ik