16 maart 1989 - 10 - betrekking tot het LOTA en het Vredesplatform. VOORZITTER: Dat u dat niet weet! Het is mij wel bekend en u natuurlijk ook. U weet precies hoe het is, Amsterdam is lid van het LOTA en ook van het Vredesplatform. Of Amsterdam ook lid is van de REGR, dat weet ik niet. Dat wil ik nog wel eens nagaan. Heer VAN GELDER: Maar dat betekent -en dat is nu het selectieve- u voert uw collega in Amsterdam aan zo het u uitkomt. VOORZITTER: Nee, nee, ik verbeterde mijzelf. Ik zei daarna: de heer Berg, de voorzitter van de VNG, een partijgenoot van u die nu lid van de Raad van State is. Heer VAN GELDER: Ja, het zijn allemaal wel mooie argumenten, maar wat er aan de orde is, dat is dat u zegt: doordat Europa één wordt, moet je je als gemeente bezig houden met die problematiek van een gemeente in een zich veranderend Europa. Diezelfde argumentatie ligt en lag ten grondslag aan het al dan niet participeren in het Vredesplatform. Ook daar was de hele politiek van vrede en veiligheid, de positie van gemeenten daarin, aan de orde. Op dat moment kiest de gemeenteraad voor een waarnemerschap, terwijl toch die problematiek minstens zo serieus en van minstens zo groot belang is als de problematiek waar we het hier over hebben. En in dit voorstel, in een vergelijkbare situatie, maar met een simpele andere weging van de argumenten, voert u aan als voorbeeld: als werkend lid heeft de gemeente vervolgens stemrecht in de algemene vergadering. Datzelfde argument is aan de orde geweest en dat is afgewezen op het moment dat het om vraagstukken van vrede en veiligheid gaat. Daar zit -en dat is de essentie van ons bezwaar tegen hier wel aan deelnemen en daar niet aan deelnemen- iets onevenwichtigs in. Er wordt hier een prioriteit gelegd die gaat ten koste van dat andere belangrijke punt. Daar wordt hier geen uitspraak over gedaan. Dat vind ik een ernstige zaak en mijn fractie tekent daarom bezwaar aan tegen dit voorstel. VOORZITTER: Ieder is vrij. We kunnen de discussie nu wel in derde en vierde instantie gaan voeren, maar iedereen is vrij om zijn mening te bepalen. Heer KRIJGER: Nee, we zijn pas in tweede instantie, terwijl mijn inschatting was dat dit een hamerslag zou zijn. In a.b.z. was al lang en breed uitgekauwd wat we zouden kunnen vinden hiervan. Het was eigenlijk al besloten, tot men zei -heel terecht- dat wordt niet besloten in commissies, het moet een raadsbesluit worden. Nu komt de discussie eigenlijk overnieuw, vooral door wat de heer Van Gelder naar voren brengt. We hebben ook geleerd, dacht ik, sinds een aantal gesprekken dat we het hier uitermate vriendelijk hartgrondig oneens kunnen zijn. Ik reageer maar op de heer Van Gelder die af en toe wat onzin uitkraamt, omdat ook hem dingen niet uitkomen. Hier is Heer VAN GELDER: Is dat uw manier om vriendelijk het met elkaar oneens te zijn? Heer KRIJGER: Jawel hoor, dat is heel keurig. Heer VAN GELDER: Dat u het er niet mee eens bent, is iets anders dan de kwalificaties die u nu neerlegt. Dat moet u zich wel realiseren, mijnheer Krijger. Het gaat hier om een serieuze zaak en die moet u niet afdoen met onzin, want daarmee geeft u te kennen dat u een verkeerde prioriteits-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1989 | | pagina 69