21 juni 1990 - 4 - Heer KRIJGER (WD): Dat was de overweging niet, hoor. Dat onderhandelen levert niets meer op, zeker niet het overleg met midden- en kleinbedrijf, die hebben hun mening al kenbaar gemaakt Heer VERHEUS (CDA): Nee, maar ik zeg ook niet dat dat uw mening was. Dat is mijn mening dus. Dat blijkt ook uit de reactie van het college. Onze fractie gaat dus akkoord met uw voorstel. Of er in juli al een plan op tafel kan komen, weet ik niet. Ik neem aan, gezien de reacties in uw laatste brief dat dat zo zal zijn. Wij wachten dat rustig af. Aan de hand van wat de heer Witte en ook de heer Pothuizen voorstelde, om deze zaak even los van de integrale behandeling eventueel ook in de commissie r.o. te behandelen omdat dat aspect er ook duidelijk aanzit, geef ik het college in overweging om dat te bekijken. Als het college dat nodig vindt, dan hebt u daarop onze zegen. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, uw voorstel om het voorstel van de WD een maand later te behandelen, daar kan ik geheel mee instemmen. Dat vooral omdat het in dit stadium vrijwel onmogelijk is om er werkelijk een oordeel over te vellen. Een groot nadeel van deze zaak vind ik dat het suggereert alsof we dat over een maand wel kunnen. Ik denk dat het plan zoals het er nu ligt mogelijk als wij over een half jaar een prachtig plan hebben liggen voor de hele Van Weedestraat, daar schitterend in past. Alleen, het is heel moeilijk om daar vlak voor de zomervakantie al een besluit over te nemen hoe we daarmee verder gaan. In ieder geval, een voorstel van de WD is ondenkbaar. Dan ga je iets van tafel vegen waarover we nu geen zinnig woord kunnen zeggen. Uw voorstel om dat een maand uit te stellen geeft in ieder geval iets lucht en misschien weten we dan net genoeg. Ik ben bang van nog niet. Ik stem in met uw voorstel. Heer B0ERK0EL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp heel deze discussie niet. Ik kan mij de discussie kort geleden in a.b.z. herinneren dat fracties hoog van de toren bliezen dat er zoveel mogelijk inspraak mogelijk moest zijn. Tegelijkertijd hebben we een discussie gehad in het overleg over het beleidsprogramma, waarin we gezegd hebben ten aanzien van het winkelgebied dat we de plannen in overweging meenemen van het M.K.B. en van de winkelkring van Weedestraat. Zonder dat inhoudelijk over beide plannen gesproken is, zouden sommige fracties nu al een besluit willen nemen om iets wel of niet door te laten gaan ten aanzien van een bepaald onderwerp. Ik denk dat dat ook naar deze burgers onjuist is om op dit moment daarover te spreken. Ik denk dat het geen recht doet aan diegenen die het willen en dat het een beetje vreemd overkomt bij die tegenstanders die in het verleden tegenstander waren dat ze op elk ander moment toch proberen steeds weer via woorden dat te doorkruisen. Ik denk dan ook dat hetgeen de heer Pothuizen gezegd heeft terecht is: met uw collegevoorstel eens om het uit te stellen tot juli, zodanig dat er een discussie heeft kunnen plaatsvinden in een commissie. En of dat nou de commissie ruimtelijke ordening, of een commissie economische zaken, waar het winkelbeleid onder valt, of een gecombineerde vergadering, of welke vergadering dan ook is, dat zal ons worst zijn. Belangrijk is dat er op een manier in een commissievergadering over gediscussieerd kan worden met belanghebbenden die kunnen inspreken en waarmee gediscussieerd kan worden in de commissievergadering. Daarmee doe je op een normale manier recht aan datgene wat we in het beleidsprogramma hebben afgesproken. Heer WITTE (GGS)De discussie wordt toch wat verwarrend, want nu schijnen er ineens weer allerlei andere plannen ook te worden meegenomen. Ik heb

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 155