12 juli 1990 - 6 - Heer B0ERK0EL (PvdA): Voorzitter, ik wil even reageren op de heer Krijger. Eén scheurtje in een zwembad maakt nog niet een zwembad kapot! Heer KRIJGER (WD): Met één vingertje kun je een dijk dichthouden! Heer VERHEUS (CDA): Ja, een scheurtje in een zwembad of niet. Mijnheer de voorzitter, het is waar, er is een interpellatie aangevraagd en die gaat over de verkoop van het Soester Natuurbad. In feite natuurlijk een gepasseerd station. Een meerderheid van de raad heeft zich achter de verkoop van het Soester Natuurbad geplaatst. Nu kunnen we daar een heleboel dingen bijhalen, maar ik denk dat dat inderdaad toch niet juist is. Ik vind het toch wel goed om van u te horen -want ook daar heb ik enigszins mijn twijfels over- of het nu een gesprek geweest is tussen de heren Menne Visser en Taphoorn met eventuele vertegenwoordigers, of dat het een gesprek geweest is tussen die mensen maar namens het college. Ik zou ook graag een vraag beantwoord zien aan de heer Witte. Ik kan hem verkeerd begrepen hebben, maar ik meen dat hij in zijn betoog beweerde dat burgemeester Scholten op een receptie persoonlijk het zwembad aan Taphoorn heeft uitgeleverd. Als ik het verkeerd gehoord heb dan hoor ik dat graag. Als het juist is, dan dacht ik toch dat hij dat maar terug moest nemen. Heer WITTE (GGS)Ik wil wel antwoord geven op de vraag van de heer VerheusDe heer Taphoorn heeft op een aantal bijeenkomsten en in een aantal interviews heel duidelijk gezegd op welke wijze hij tegen het zwembad was aangelopen. Dat eerste contact is inderdaad verlopen op een receptie bij de opening van het Residence hotel, mijnheer Verheus. Dus ik neem daar niets van terug. Heer VERHEUS (CDA)U hebt gezegd dat door de heer Scholten het zwembad aan de heer Taphoorn is uitgeleverd. Dat is natuurlijk heel iets anders dan het eerste contact leggen. VOORZITTER: Als ik dan mag reageren op wat er in de tweede termijn vanuit de raad is gezegd en met name ook in de richting van de heer Boerkoel die vraagt in hoeverre het gesprek dat de wethouders Menne en Visser met de heer Taphoorn hebben gevoerd een collegestandpunt is. Ook anderen zijn daarop ingegaan. Ik kan u zeggen dat het college hier geheel achter staat. Verder is het zo -ik gebruik de woorden van wethouder Visser- dat wellicht de presentatie naar buiten toe of het tijdstip waarop misschien niet helemaal zo gelukkig is geweest. Dat neemt niet weg dat de beide wethouders namens het gehele college hebben gehandeld. Ik stel voor de interpellatie hiermee af te sluiten. Heer WITTE (GGS): Voorzitter, dan wil ik toch een motie indienen. Ten onrechte neemt mevrouw Tomassen aan dat hetgeen geantwoord is en hetgeen het college voornemens is, in overeenstemming zou zijn met wat wij wensen. Wij wensen dat de artikel 19 procedure wordt uitgesteld tot in december, wanneer de provincie dat helemaal heeft afgewikkeld. VOORZITTER: U hebt het college geïnterpelleerd, het was niet een discussie tussen u en mevrouw Tomassen. Heer WITTE (GGS): Nee, nee. Ik ben hier natuurlijk nog een beetje nieuw. Zou ik dan misschien nu onze motie mogen voorlezen? VOORZITTER: Als het maar betrekking heeft op het onderwerp waarover de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1990 | | pagina 173