12 juli 1990
- 28 -
gemeente wordt natuurlijk meegegeven, maar ik kan u niets garanderen.
Het voorstel (RV 90-107) wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Voorstel tot het maken van geen bezwaar tegen de jaarrekening 1989 en de
begroting voor het jaar 1991 van de Stichting Regionale Onderwijsbegelei
dingsdienst Eemland.
Heer LOKKER (CDA): Mijnheer de voorzitter, ik heb in de commissie een vraag
gesteld over die 41.000,- en het antwoord daarop vond ik niet voldoende.
Misschien heb ik het niet goed begrepen, maar wij vinden het toch een
vreemde zaak dat je een begroting accepteert en tegelijkertijd ook een
bedrag uit diezelfde begroting reserveert als zekere inkomsten. Het lijkt
alsof je vijf gulden zakgeld geeft aan iemand en bij voorbaat al zegt: je
mag het niet helemaal besteden, wij willen een gulden terug. Zoiets doe je
volgens mij in het westen niet. In de commissie hebben wij dan ook voor
gesteld om dat bedrag van 41.000,= gewoon aan de begroting te onttrekken
en te besteden binnen hetzelfde kader van onderwijs, misschien in het kader
van het onderwijsvoorrangsbeleid. U heeft zelf geconstateerd dat er nog
ongelooflijk veel te doen is. Ook al loopt het aantal leerlingen terug, de
problemen nemen toe. Mijn vraag is dan ook of u serieus heeft overwogen om
dit bedrag beschikbaar te stellen aan scholen die daarmee taken kunnen
uitvoeren waar de O.B.D. niet aan toekomt. Wij willen graag, als u het
heeft overwogen -en dat zal ongetwijfeld- horen welke argumenten er zijn.
In de beantwoording is dat niet aan de orde geweest.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, het verhaal van de heer Lokker is
mij nu meer duidelijk dan in de commissie. Zoals hij het nu brengt, denk ik
dat mijn fractie dat wel kan steunen. Ik denk inderdaad dat het geld in die
sector moet blijven, namelijk bij de O.B.D. dan wel uitbreiding van taken.
Dat moet dan in overleg met het onderwijsveld. Ik heb wel begrepen dat zij
behoefte hebben aan uitbreiding.
Wethouder SWINKELSVoorzitter, het is geld dat in wezen door de O.B.D. van
ons verkregen moet worden. Wij zijn het schuldig. Wij moeten de O.B.D. dus
een bepaald bedrag betalen. Het feit dat het er in de praktijk vaak op
neerkomt dat we geld terugkrijgen, kunnen wij niet aannemen als vast
besteedbaar bedrag. Dat zullen we af moeten wachten. Ik denk dat het tegen
de stijl van onze wethouder van financiën is om het anders te doen.
Wethouder MENNE: Het wordt wel interessant, want ik wordt nu dus even
uitgelokt. Ik zal het niet te lang maken, maar hoe maak je dit kort? Wij
hebben dit in het college overlegd. Uiteindelijk hebben we gezegd: goed.
Echter, persoonlijk moet ik zeggen dat ik daar ook blijk van heb gegeven
dat ik het systeem dat we hadden prefereerde, namelijk niet een inkomsten
bedrag op je eigen bordje verkrijgen en dan straks maar kijken of dat
inderdaad er komt te liggen. Eigenlijk haal je de problemen daarmee binnen
ten opzichte van de voorgaande jaren. Ik heb wel begrip natuurlijk voor
deze nieuwe lijn, maar als wethouder financiën moet ik inderdaad zeggen dat
het risico van de gemeente financieel groter wordt als je het op deze
manier doet, zoals we het nu doen. Dat is mijn mening en vandaar dat ik er
dus wel mee kan instemmen, maar dat wij er druk op hebben gezet. Wij hebben
ook gezegd: het mag geen bezuiniging zijn, er moet efficiënt gewerkt
worden. Als dat per saldo leidt tot het bedrag dat wij in de voorgaande
jaren ook uiteindelijk hebben betaald, dan kan ik niet anders dan als
wethouder financiën zeggen: dan moeten we de lijn die we hadden voort
zetten. Maar ik heb begrip voor de andere lijn, dus hebben we als college