18 januari 1990
- 18 -
de zin van passepartout betalend lid van de Sportstichting. Dat is waar.
Maar u zegt ook: onder nader te omschrijven condities. Dan moet u als
raad, om een overleg te hebben als raad, het toetsingskader hebben. Dat
toetsingskader is nodig om goed over deze te besteden zaken uit die
883.000,-= te kunnen praten. Vandaar dat wij als college zeggen: is het nu
niet beter dat wij u dan wat dat betreft wel uitputtend onze condities en
toetsingskaders voorleggen, dan kunt u zeggen: dat is allemaal goed en wel,
wij hebben een advies gehad van de deelnemers uit de sport, maar dat wegen
we zwaar of dat wegen we licht, wij volgen dat of wij volgen dat niet. Ik
denk ook dat het een verrijking is van het overleg, wat u zelf hier in goed
overleg met de raad aangeeft, dat dat alleen maar bijdraagt tot dat goede
overleg. Dan ben ik het dus met de heer Meilof eens dat als het zo moet
worden opgevat dat de motie op dit moment zegt: 100.000,- voor de
Tennisvereniging Soest-zuid, dan is dat inderdaad anders dan wat het
college meent dat goed is. Dat ligt ook in de lijn van onze eerdere
afspraken.
VOORZITTER: Ik stel voor dat we overgaan tot besluitvorming. Wenst u
stemming over de motie? De indieners zeggen ja, dan denk ik dat u verder
geen behoefte heeft aan stemverklaringen, dat komt wel tot uiting bij het
stemmen over de motie. Ik stel nu aan de orde de motie waarvan ik de tekst
heb voorgelezen. U kunt zich uitspreken of u voor of tegen deze motie bent.
de heer Boerkoel, voor; de heer Ebbers, voor; de heer Blaauw, voor;
mevrouw Blommersvoor; mevrouw Weidema, voor; de heer Wijmenga, tegen;
de heer Visser, tegen; mevrouw Tomassen, tegen; de heer Oudemans, voor;
de heer Plomp, tegen; de heer Kingma, tegen; de heer Meilof, tegen; de
heer Mennetegen; de heer Baks, tegen; de heer Krijger, voor; de heer
Van Logtenstein, tegen; de heer Pothuizen, voor; de heer Danversvoor;
de heer Van Esseveld, voor; de heer Verheustegen; mevrouw Meijer, voor;
mevrouw Greefhorst, tegen; de heer Van den Breemer, tegen; de heer
Beijen, voor; mevrouw Stekelenburg, voor; mevrouw Gerritse, tegen; de
heer Strietman, tegen.
Er zijn 27 geldige stemmen uitgebracht, waarvan 14 tegen de motie en 13
voor de motie. De motie is daarmee verworpen.
VOORZITTER: Ik neem aan dat u instemt met het raadsvoorstel zoals dat aan
de orde is
Heer MEILOF: Nee, het instemmen met het raadsvoorstel betekent op dit
moment dat we de zaak helemaal afvoeren. Is dat niet zo?
VOORZITTER: Nee, eerst komt de motie in stemming. Die is verworpen. Dan
blijft dus over het collegevoorstel zoals in het raadsvoorstel gedaan. Ik
vraag u nu daar een uitspraak over te doen.
Heer MEILOF: Dat betekent dat ik die dan ook afwijs, want ik wil het open
houden en hiermee wijzen we de zaak af. Ik vind dat het een nieuw voorstel
nu moet zijn, in de lijn ook van wat de heer Menne gezegd heeft.
VOORZITTER: Er komt geen nieuw voorstel. Er ligt een collegevoorstel op
tafel en ik vraag aan de raad om daar voor of tegen te zijn. Dat is
inclusief de beantwoording, de toezegging zoals die door de wethouder is
gedaan. Dan hoeft er dus geen nieuw voorstel te komen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.