20 september 1990
- 5 -
aleer ik dus dat gedicht aan u wil aanbieden, zou ik eerst graag het woord
geven -met uw toestemming- aan de heer Boerkoel.
Heer B0ERK0EL: Mijnheer de voorzitter, geachte raad en vriendelijke
aanwezigen. Bij de opening van het nieuwe gemeentehuis Soest gaat de in de
vorige raadsperiode zittende gemeenteraad een cadeau aanbieden aan de
gemeente Soest. En iedereen die op de een of andere manier betrokken is of
betrokken is geweest bij de besluitvorming van dit cadeau weet welke
discussie daaraan vooraf is gegaan. Daarover wil ik het vanavond op deze
feestelijke avond zeker niet hebben. Maar aan u, mijnheer de voorzitter,
tenslotte bent u als voorzitter iemand die boven de partijen staat, wil ik
namens de fractie van de Partij van de Arbeid dit cadeau met bijbehorend
gedicht aanbieden. Het cadeau zowel als het gedicht moet voor zich spreken.
Het cadeau is een schilderij met daarin de kleuren van begeunia's en
peteunia's, zoals eerder gezegd. Het is geschilderd door een kunstschilder
uit Soesterberg, Evert de Jong. Het gedicht is van een voor iedereen
anonieme dichter en dat blijft ook zo. Uit de woorden van het gedicht kan
een goed luisteraar de deelname -alsnog- van de Partij van de Arbeidfractie
aan het gezamenlijk cadeau afleiden. Wij verwachten van u dat u dit
kunstwerk op een voor het publiek goed zichtbare plaats in het nieuwe
gemeentehuis hangt en dat u aan het gedicht nog eens terugdenkt.
Het gedicht gaat als volgt:
een verbroken geheim bij gelegenheid van een verrassing
is voor later een glimlach in meewarigheid
heeft voor het moment de scherpte van een glasscherf
waar men met de voet ingelopen is
dat doet gewoon pijn
Ik zou u nu graag dit gedicht en het cadeau aanbieden.
Heer VERHEUSMijnheer de voorzitter, na dit intermezzo zij het mij vergund
om verder te gaan met het programma. U hebt nu een gedicht gehad. Toen wij
als commissie met de voorbereiding van de bouw van dit raadhuis belast, ons
gingen buigen over wat wij nou de gemeente als cadeau van onze kant konden
geven, toen passeerden de meest vreemde cadeaus de revue. Het varieerde van
naamplaten, zoals in het oude gemeentehuis met de namen van alle toen in de
raad aanwezige raadsleden, kortom, een scala van mogelijkheden passeerden
de revue. Eens worden konden we het nog niet direct, maar uiteindelijk
hebben we toen toch gekozen voor wat ook in de agenda van deze vergadering
staat aangetekend als HET GEDICHT. Het gedicht, gemaakt door een Soester
dichter, kunstenaar. Het mooie van het gedicht is dat het een titel draagt
-ik ben niet zo sterk in Latijn overigens- CIVES SUSATIDie titel van dat
gedicht schijnt afkomstig te zijn uit de Petrus en Pauluskerk. Dus
inderdaad is het toch wel een gedicht waar zegen op zou moeten rusten.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, omdat we straks nog een raads
vergadering hebben zal ik het niet te lang maken. Het gedicht is
waarschijnlijk ergens in de hal daar, dus ik zou hiermee willen besluiten
door u namens de raadsleden uit de vorige zittingsperiode "HET GEDICHT"
namens ons allen aan te bieden.
Nu ik toch aan het woord ben, kan ik meteen wel doorgaan. Het programma
vermeldt dat ik de ambtsketen zou moeten uitreiken, zou moeten overhan
digen. We hebben hem gezien, hij zit in een enorme grote doos. Voor ik dat
ga doen, wil ik daar toch wel even bij stilstaan. Een ambtsketen, de
waarde daarvan kun je denk ik op tweeërlei manieren uitbeelden. Je kunt hem
zien als een keten zoals bedoeld in de tijd van de regent, de autoriteit.
Ik denk dat die tijd -gelukkig overigens- gepasseerd is. Aan de andere kant
denk ik dat de autoriteit in de zin zoals wij onder autoriteit verstaan,
dat die keten daar een teken van kan zijn. Want u, mijnheer de