22 september 1990
- 8 -
dunkt mij achterhaald.
De eerste reacties van het personeel over het gebouw en de inrichting zijn
zeer positief, al zullen er ongetwijfeld nog wel een aantal aanpassingen
nodig zijn. Vandaag, op deze feestelijke dag, mogen wij dit prachtige
gemeentehuis officieel in gebruik nemen. Ik hoop dat veel inwoners van
Soest en van Soesterberg hedenmiddag naar Raadhuisplein 1 zullen komen om
hun gemeentehuis te bezichtigen.
Tot slot wil ik de bede en de wens uitspreken dat het ons als raad gegeven
moge zijn binnen dit gebouw besluiten te nemen die onze mooie gemeente en
haar inwoners ten goede mogen komen.
VOORZITTER: Heel hartelijk dank, mijnheer Verheusvoor uw woorden,
gesproken namens alle fracties hier in deze raad. Dan, dames en heren,
vraag ik graag nu uw aandacht voor onze gemeentesecretaris, de heer De Kam.
Heer DE KAM: Voorzitter, leden van de raad, dames en heren. Het is ongeveer
vijf k zes maanden geleden dat mevrouw Krook en de heer Visser mij namens
de werkgroep opening benaderden met de mededeling dat verwacht werd dat ik
tijdens de officiële opening het woord zou voeren. Ik moet u zeggen, ik heb
toen gesputterd in de zin van: moet dat nou? laten we het nou leuk houden!
Maar de heer Visser zei mij op een toon, waarin achteraf bezien reeds
herkenbaar was de stem van een toekomstig regent: ja, dat moet. Ambtenaren
moeten de leden van de raad immers dankbaar zijn dat ze in zo'n mooi gebouw
mogen werken en jij bent immers volgens de wet het symbool van het
ambtelijk apparaat. Voorzitter, leden van de raad, laat ik voorop stellen
dat wij ambtenaren ontzettend dankbaar zijn. Omgekeerd is er ook alle reden
om dankbaar te zijn in de richting van de ambtenaren en ik ben blij dat u,
burgemeester, maar ook de bestuurlijke trekker, onze loco-gemotiveerde
burgemeester, alsmede de nestor blijk hebben gegeven van die dank in de
richting van onze ambtenaren. Ik heb mij afgevraagd hoe ik in de richting
van de leden van de raad ook op stoffelijke wijze blijk zou kunnen geven
van onze dankbaarheid, daarbij rekening kon houden met de beperkte
middelen waarover ambtenaren beschikken, de symboolfunctie die nu blijkbaar
ook aan de secretaris is toegedacht en het feit dat er een relatie moet
zijn met het gebruik van dit gemeentehuis. Ik moet u zeggen, ik heb best
even met de handen in het haar gezeten. Ik wilde echter mijn kam niet laten
hangen en ik ben dan ook op zoek gegaan. Ik heb alle haren op snaren gezet
om iets te zoeken waarmee ik u gelijkelijk zou dienen, zonder u overigens
over één kam te willen scheren, want dat lijkt mij iets minder fris.
Tegelijkertijd echter, wilde ik u geen haar krenken en niemand van u tegen
de haren instrijken. Een toevallige ontmoeting met een college die tot voor
enkele jaren werkzaam was op de provinciale griffie in Utrecht, bracht mij
op het idee. Zij zei mij: jij werkt in Soest, hè? Nou, dat is een plaats
met wilde haren in de neus! Hoe gaat het daar aan toe en hoe maak je het
daar? Rijzen je haren af en toe in Soest niet te berge? Ik moet u zeggen,
ik heb gezegd: dat gaat prima, in de gemeenteraad zitten krachtige vrouwen
met haar op de tanden en prachtige mannen met haar op de borst. Het is nu
niet waarneembaar omdat zelfs de heer Kingma een stropdas aanheeft. En ik
heb gezegd: ik heb echt niet de indruk dat ze voortdurend hun kam tegen mij
opzetten of mij in mijn kam pikken. Ja, alles goed en wel, zei zij, maar
wat heb je daar in te brengen, in dat behaarde gezelschap? Ik zei: mezelf.
En op dat moment flitste door mij heen datgene wat de heer Visser had
opgemerkt omtrent de symboolfunctie. En ik dacht: dat is het! dat kan ik de
leden van de raad geven! Om echter dat idee te operationaliseren, heb ik u
allen, zoals u hier zit, hoofd voor hoofd aan mijn geestesoog laten
voorbijtrekken. Ik moet u zeggen, het had maar een haartje gescheeld of het
instrument dat ik voor u in gedachten had, zou niet passend zijn geweest: