24 oktober 1990
- 16 -
De heer Meilof had nog een opmerking gemaakt, maar daar hoef ik dacht ik
niet op in te gaan.
Voorzitter, ik had al gezegd dat ik het kort zou houden. Dit was mijn
bijdrage
VOORZITTER: Dank u wel. Dan kom ik tenslotte als portefeuillehouder aan het
woord. Een enkele opmerking nog, waarbij u aan mijn adres een aantal
opmerkingen geplaatst had. Als ik dan mag beginnen met CDA, WD, D66, PS en
ook de heer Meilof, die zijn ingegaan op de werkwijze zoals die plaatsvindt
bij deze begrotingsbehandeling. Deels hebben wij die opmerkingen al ter
harte genomen, dat heeft u uit de beantwoording dacht ik vanmiddag al
kunnen merken. We hebben al een stuk geëvalueerd, maar graag staan wij ook
dit jaar weer open om samen met u in de komende tijd in een van de a.b.z.-
vergaderingen te bespreken hoe wij het volgend jaar nog beter kunnen doen
dan het dit jaar gegaan is. Ik merk bij u ook een zekere verdeeldheid. De
één zegt: we moeten voorkomen dat we alleen maar schriftelijk de
begrotingsbehandeling doen, een ander zegt: gedeeltelijk schriftelijk,
gedeeltelijk mondeling. Ik denk dat we daar samen best uitkomen om voor
volgend jaar een regeling te treffen die naar ik hoop aan alle wensen
tegemoet zal komen.
Dan heeft de heer Verheus nog een keer gesproken over de politie op de
fiets, als ik het zo mag zeggen. Hij begreep het probleem zoals ik dat
geschetst had. Maar hij bedoelde dus: meer op de fiets en minder in de
auto. Ik denk dat we daarover helemaal niet verschillen en dat er bij de
politie ook geen verschil over bestaat. Het is een uitgangspunt en ik denk
dat we het daarover eens zijn. Alleen, we moeten dat op een verstandige
manier en gelet op de gegeven mogelijkheden en anderzijds de beperkingen,
gaan invullen. Ik heb u al toegezegd daarover met onze nieuwe commissaris
in beraad te zullen gaan.
Dan kom ik bij de fractie van D66 die nog een keer gesproken heeft over het
raadplegend referendum. Wij kunnen daar natuurlijk vandaag niet over
beslissen. Dat zou u wellicht willen, maar ook hier proef ik toch vanuit de
raad, gehoord de algemene beschouwingen, een wat genuanceerde stellingname
ten aanzien van dit onderwerp, zij het dat ik de indruk heb dat niet
alleen hier, maar ook in Nederland in een steeds bredere kring de over
tuiging doordringt dat men over moet gaan op een raadplegend referendum.
Wij zitten op de lijn - en ik stel u voor daar even aan vast te houden,
want waar praten we over? Het is een kwestie van een paar maanden. Begin
december kom ik ermee in de commissie a.b.z. met de inspraaknota waar u om
gevraagd hebt en die we u ook toegezegd hebben. Daar komt het onderwerp
referendum aan de ordeDan kunt u in relatie tot de andere vormen van
inspraak, het betrekken van de burger bij het bestuur, de afweging maken of
wij moeten overgaan tot een raadplegend referendum en dan heeft u nog tijd
genoeg om dat daadwerkelijke besluit te nemen, mede in relatie tot
mogelijke onderwerpen die zich nu en in de naaste toekomst voordoen. Een
aantal van u heeft de structuurschets genoemd die in 1992 komt. Daar hebben
we in 1991 tijd genoeg voor om daar met elkaar een besluit over te nemen
als wij vinden dat dat onderwerp zich ertoe leent om een raadplegend
referendum over te houden. Ik zal ook kijken naar de hier niet zover
vandaan gelegen gemeente Laren waar op dit moment een raadplegend
referendum aan de gang is. Wij zullen die ontwikkelingen daar volgen en
kijken hoe men dat heeft gerealiseerd, wat de ervaringen ermee zijn. We
kunnen dat inbrengen bij ons overleg in december.
Dan kom ik als laatste bij de heer Meilof die nog een keer gesproken heeft
over de kermis waar wij met elkaar van gedachten over hebben gewisseld.
Begrijp mij goed, het is geen commerciële doelstelling van het college, het
houden van een kermis. Het is een volksfeest, zoals u weet, dat op die