- 24 -
20 december 1990
- 25 -
Mevrouw TOMASSEN (PS)Ik ben tegen het ordevoorstel.
Heer POTHUIZEN (D66)Dankzij het overtuigende antwoord van de heer Visser
ben ik nu tegen het ordevoorstel.
Heer VERHEUS (CDA)Als ik de heer Visser goed beluister zegt hijwe mogen
het een maand aanhouden, dat heeft geen consequenties, maar verwacht u de
volgende maand van mij geen ander voorstel. Dus ik denk dat het dan weinig
zinvol is.
VOORZITTER: Dus u bent tegen het ordevoorstel.
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF): Voorzitter, de onduidelijkheid neemt toe. Op het
moment dat de heer Visser zegt dat het geen juridisch effect heeft, zie ik
ook dezelfde gezichten die de heer Boerkoel ziet, die schimmen, die een
gezicht trekken van: nou, nou, dat is nogal wat, als je dat durft te
zeggen! Dat betekent dus dat ik daar niet helemaal vertrouwen in heb.
Ten tweede, u hebt de inspreker de ruimte gegeven om in te spreken. Dat
betekent dat u meende dat hij met nieuwe informatie zou komen. Ik maak op
uit de woorden van de heer Visser dat hij de informatie die rond is gegaan
niet gezien heeft. Dus het zou wel eens wel bepaalde nieuwe informatie
kunnen geven. Het geeft eventueel een derde jaartal weer over het ontstaan
van iets. Ik weet niet of het waar is, maar in ieder geval gaf de heer
Visser een antwoord waaruit je niet kon opmaken of het nu duidelijk is of
niet. Deze gegevens bij elkaar maken het een erg wazige zaak als we nu een
besluit nemen. Ik zou ten zeerste aanraden om even al die punten op een
rijtje te zetten, waarbij u misschien ook het motief kunt geven waarom u
het recht van inspraak gaf, want de inspreker heeft u gezegd van tevoren:
ik wil dat en dat nog inbrengen en dat is nieuw, dat heb ik voor die tijd
niet kunnen doen, er is iets gewijzigd en daarom wil ik inspreken. Want zo
was de afspraak voor een inspreker in de raadsvergadering. Dus ik denk dat
u ook veronderstelde dat er nieuwe informatie zou zijn. Deze zaken bij
elkaar maken dat ik wel wat meer motivatie wil horen voor het geheel. Ik
ben voor het ordevoorstel van de heer Boerkoel.
Mevrouw BLOMMERS (WD): Voorzitter, wij zijn voor het ordevoorstel en wel
om de redenen zoals die zo duidelijk door de heer Meilof zijn verwoord.
VOORZITTER: De secretaris heeft het goed bijgehouden en ik constateer dat
er 14 stemmen in deze raad zijn die tegen het ordevoorstel zijn en 11
stemmen voor. Daarmee is het ordevoorstel verworpen. Dat betekent dat wij
de behandeling voortzetten.
Heer VAN DEN BREEMER (CDA): Voorzitter, de wethouder, de heer Visser zou
zojuist nog een antwoord gegeven hebben aan mij op de opmerkingen die ik
gemaakt heb ten aanzien van de uitspraken van de provincie en van de Kroon.
Graag verneem ik dat antwoord nog.
Wethouder VISSER: Voorzitter, als de heer Van Doorn een verzoek indient om
zijn bedrijf uit te breiden, dan krijgt dat de gewone procedure en zullen
wij daar gewoon aan meewerken. Dat is geen enkel punt.
Ik krijg zojuist een briefje van de ambtenaar die de tekening wel heeft
bekeken die net rondging. Hij bevestigt dat het opnieuw om de foutieve
tekening gaat met dat stempel. Het is dezelfde tekening.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, het is toch wel eens zo dat
verdachten zijn vrijgesproken omdat er een procedurele fout was gemaakt?