18 april 1991
- 28 -
1.088.000,= bij de begrotingsbehandeling te betrekken, steunen wij. Het
is prettig dat zoveel complexen van nu afgesloten zijn en nog in 1991
afgesloten zullen worden. Dit geeft duidelijkheid in de reservepositie van
de gemeente. De geprognotiseerde beschikbare ruimte van de circa 10 miljoen
mag niet als een hard gegeven gehanteerd worden. Als we dat wel doen, dan
moeten we allerlei, ook door de CDA-fractie gewenste ontwikkelingen
veranderen. Bijvoorbeeld als we de keuze maken om minder vrije sector
woningen te bouwen en bijvoorbeeld de CDA-voorkeur voor premie A- en C-
koopwoningen te honoreren, dan geeft dat een andere kavelprijs en dus een
kleinere beschikbare ruimte. Uit de opmerkingen van de heer Anteunisse
concludeert de CDA-fractie dat voorzichtigheid het beste is. Om een
prognose te maken, moeten wij aannames hanteren, bijvoorbeeld de algemene
kostenramingen, de opbrengsten en de tijd waarbinnen een exploitatie-opzet
is afgerond. Elke factor op zich heeft risico's in zich. Als dat cumuleert,
blijft er van de gehele geprognotiseerde ruimte veel minder over. Ook de
rentestijging is een onzekere factor. Rekening is nu gehouden met 7,5%,
zowel over negatieve als over positieve boekwaarden. Maar hoelang blijft
dat evenwicht? Ook door vertraging van de terugontvangst van de
schoonmaakkosten van bodemverontreiniging zal de gemeente grote sommen
rente moeten betalen, waar nu nog geen rekening mee gehouden is. Daaraan
gekoppeld vraagt de CDA-fractie: komen deze renteverliezen ten laste van
het exploitatieplan waarin de vervuilde grond zich bevindt of ten laste
van de totale grondreserve? Een volgende vraag is: dit alles wetende,
waarom stellen wij de algemene reserve niet hoger dan drie miljoen? Het
complex Dalweg in zijn geheel af te sluiten in 1995 zal door waarschijnlijk
een andere invulling een wel heel ander financieel beeld geven dan het nu
verwachte
Concluderend: de CDA-fractie steunt het collegevoorstel op pagina 2, maar
waarschuwt voor te hoge verwachtingen in de toekomst.
Heer POTHUIZEN (D66): Voorzitter, anders dan het CDA vinden wij dat deze
nota helemaal niet op tijd is. Hij had er al moeten zijn. Te vaak heeft de
wethouder de materie omzeild of er vaag over gedaan. Wat in ieder geval te
prijzen is, is dat er alles aan gedaan is om de informatie maximaal te
objectiveren. Ietsje minder bevalt het ons dat er daarna weer een poging is
gedaan tot relativering van die informatie. Wij achten ons nu wel voldoende
in staat om tot een oordeelsvorming te komen.
Ons eerste oordeel is dat het nu gepresenteerde beeld overeenstemt met het
beeld dat wij bij de behandeling van de begroting 1991 hadden. Toen hebben
we geprobeerd te toetsen bij de heer Mennedie had toen een ander beeld.
Maar nu hebben we in ieder geval alletwee alsnog hetzelfde beeld.
Het tweede oordeel is ook gelijk aan dat wat we vorig najaar hadden: er zit
teveel geld vast in het grondbedrijf.
Ons derde oordeel is dat we nu ongeveer weten hoe de verhouding is tussen
geld dat in of in ieder geval ten dienste van het grondbedrijf moet blijven
en geld dat anders bestemd kan worden.
Ons vierde oordeel is dat nog niet alle huiden verkocht kunnen worden, want
bijna alle beren moeten nog wel eerst geschoten worden. Alleen de beer van
1990 hebben we en zijn huid levert ons bijna 1,1 miljoen op. Gelet op het
besprokene bij de voorjaarsnota is het inderdaad gewenst om de discussie
over de besteding te verschuiven naar het najaar.
Ons laatste oordeel op dit punt is dat het gewenst is om zo spoedig
mogelijk in aansluiting op de structuurvisie-ontwikkeling een nieuwe nota
over gemeentelijk grondbezit te produceren. Die nota zullen we hard nodig
hebben om te beoordelen of de nieuwe structuurvisie ook een nieuwe visie op
ons geld moet betekenen. Wij hopen van u te vernemen dat u nog voor de
begroting 1993 in 1992 zo'n nota voor ons op tafel wilt leggen.