- 22 - 21 februari 1991 - 23 - it de fractie ;n Groen i. gelijk ïg zouden wat schrijft raar die and. nijnheer etje tegen ld, namelijk an alle of ze zo f blijven, ende n formeer ik heer Van embriefje in :ijn 25 Raatj es trlijke stand. ïomen. mging van de sgrond rgunning voor Laan 32. Ik nodig de at. U mag de beroepschriften om een tussenhoogte te hanteren. Voordien was het eigenlijk onbespreekbaar om iets hoger dan 1 meter te realiseren langs de openbare weg. Op de precieze inhoud van de stukken hoef ik niet meer in te gaan, ze zijn al meer dan uitgebreid onder uw aandacht gebracht. Waar gaat het hoofdzaak om? Mijn cliënten hebben een erfafscheiding geplaatst langs en achter hun huis aan de Waldeck Pyrmontlaan 32. Gezien het aantal in deze zaak gevoerde procedures vertrouw ik u met de vorm waarin die erfafscheiding is gegoten, bekend. Er is geprobeerd een verantwoorde afscheiding te plaatsen die wel degelijk past binnen het gebied waar die is aangelegd. Anders dan de tekening die is gevoegd bij het compromisvoorstel van de commissie, is de schutting langer dan op het kaartje is aangegeven. Dat is misschien een goede aantekening als u op dat advies gaat beslissen. Het is nu de vraag of die erfafscheiding weg moet, althans verlaagd moet worden, of dat die mag blijven staan. Deze zaak is zeer grondig bekeken en in het kader van de procedure tot het uitoefenen van bestuursdwang is eigenlijk onderzocht tussen cliënten en de afdeling ROB, de stedebouw kundigen en de juristen, of er misschien een compromis mogelijk was. Daarbij is natuurlijk ook aan de orde geweest of de erfafscheiding in een iets andere vorm kon worden gerealiseerd. Dit is echter praktisch niet mogelijk gebleken tijdens met name de bezichtiging ter plaatse. Aan de ene kant betekent een verlaging dat de cliënten toch nog in een soort etalage komen te zitten en daarnaast is ook het materiaal zodanig dat elke verandering zou betekenen dat de hele schutting eigenlijk vernield zou moeten worden en een nieuwe zou moeten worden geplaatst. Ik hoef u niet te vertellen dat dat een kostbare geschiedenis is. Het voorstel van de commissie levert daarom geen oplossing voor het probleem en doet onvoldoende recht aan de belangen van mijn cliënten, zoals die zijn weergegeven in de stukken. Een regeling zoals de commissie die thans voorstelt, dient bovendien geen algemeen belang. Ondanks het beleid van de gemeente of misschien wel dankzij het beleid van de gemeente hebben de cliënten in de bestuursdwangprocedure moeten doorprocederen naar de Raad van State. Tot mijn verbazing vernam ik van de secretaris van de Commissie voor de beroepschriften dat het vonnis nog niet onder uw aandacht was gebracht, althans niet mee is gewogen in de beslissing van de Commissie voor de beroepschriften. Gelukkig is wel aan alle fractievoorzitters nog het vonnis door cliënten toegestuurd aan het eind van de afgelopen week. In de uitspraak van de Raad van State is niet alleen door de Voorzitter ingehaakt op de belangenafweging -dat is inderdaad een belangrijke weging geweest in zijn uitspraak- maar de Voorzitter heeft ook inhoudelijk getoetst en heeft daarbij letterlijk gezegd: "Daarbij komt nog dat wij ernstig betwijfelen of verweerders -dus B&W- zich op juiste gronden op het standpunt hebben gesteld dat de vergunning niet alsnog zou kunnen worden verleend." Met andere woorden: behalve de belangenafweging constateert de Raad van State, althans de Voorzitter, dat het best mogelijk zou zijn om de schutting daar in de huidige omvang neer te zetten. Vanavond staat de verlening van de vergunning ter discussie en cliënten vragen in dit verband aan uw raad om uit te spreken dat de erfafscheiding, zoals die er nu staat, passend is, waarna B&W via de vrijstellingsbevoegdheid van artikel 18a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsnog de benodigde vergunning kan verlenen en de schutting gewoon kan blijven staan zonder verdere procedures en ongemak voor cliënten. e zaak nog een lie De Metz, toelichting Commissie voor Heer VERHEUS (CDA): Voorzitter, namens de beroepschriftencommissie het volgende. Het blijkt dus dat het advies, zoals hier in het stuk verwoord is, een unaniem advies van de beroepschriftencommissie is. Ik moet u echter meedelen dat ter elfder ure -om precies te zijn om vijf over half zeven vanavond- de heer Ebbers mij telefonisch heeft ingelicht dat hij bij ind

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 30