23 oktober 1991
- 8 -
Wethouder KINGMA: Misschien als ik even mag uitpraten voorzitter, ik heb de
heer Witte echt wel gehoord, hij hoeft het geen vier keer te herhalen. Voor
mij was de opmerking in eerste instantie in de algemene beschouwingen
nadrukkelijk gebaseerd op het verleden, waar hij ook aanhaalde de opmerking
dat met name ook die woningen naar niet-Soesters zouden gaan. Met name dat
is nog een keer aanleiding voor mij om erop te reageren, omdat we met z'n
allen -dat heb ik in eerste instantie ook gezegd- hebben afgesproken dat
met name in die bouwprogramma's die de gemeente bepaalt ook de vrije sector
verkocht dient te worden aan Soesters of economisch aan Soest gebondenen.
Niet voor 30%, niet voor 40%, maar voor 100% behalve als een bouwer daarmee
tot het onmogelijke wordt gehouden, dan valt erover te praten. Ik denk dat
dat betekent dat in ieder geval dit college erop uit is om ook als het om
de wat duurdere vrije sector gaat, die we moeten bouwen ook om het totaal
van een bestemmingsplan mogelijk te maken, met name ook in de gesub
sidieerde woningbouwsfeerom dat ten goede te laten komen aan de mensen
waarvan we met z'n allen hebben afgesproken dat ze in Soest thuishoren.
Tegelijkertijd realiseren we ons heel goed dat het naar de toekomst toe
niet eenvoudig zal zijn om in voldoende mate in de gesubsidieerde sector te
bouwen, of het nou koop- of huurhuizen zijn. Ik denk dat er met name in de
commissie nog maar eens gesproken moet worden, maar ook daar past de
structuurvisiediscussie op, dat als wij over de gegevens beschikken die
horen bij de nieuwe contingenttoewijzingen, zoals die op de nieuwe manier
vanaf 1 januari 1992 zullen plaatsvinden, we dan kunnen kijken op welke
wijze we daar het beste op in kunnen spelen. Overigens is het zo dat denk
ik de bedoelingen van het college duidelijk zijn, dat op grond van datgene
wat we nu weten, het nadrukkelijk de bedoeling is dat in ongeveer een
verhouding van 50% huur en gesubsidieerde koop wordt gebouwd en de rest in
de vrije sector. Daarbij is nadrukkelijk aangegeven, dat kunnen we nog een
keer terugvinden in de volkshuisvestingsnota, dat dat niet betekent dat dat
meteen allemaal in het duurste segment van de vrije sector gebouwd zou
moeten worden. Nadrukkelijk niet. Juist is aangegeven dat rond de twee ton
in dat opzicht heel verstandig is. Dus ik wil én met gegevens over het
verleden én de wijze van toewijzing én naar de toekomst kijkend de woorden
van Gemeentebelangen Groen Soest toch terzijde schuiven.
Dan kom ik nu bij de moties.
Mevrouw TOMASSEN (PS)Voorzitter, ik had de heer Kingma ook nog wat vragen
gesteld.
Wethouder KINGMA: Dat klopt. Misschien dat u het goed vindt dat ik gewoon
bij de moties daarop terugkom. Ik was uw opmerkingen niet vergeten.
De opmerkingen van D66, met name in de sfeer van de volkshuisvesting. Ik
denk dat we daar bij de bespreking in de commissie als het gaat om dê
bijstellingsnota volkshuisvesting, op terug kunnen komen. Ik denk dat het
niet passend is om op dit moment in deze raad daarover verder te praten.
De moties langslopend, is de eerste die aan de orde komt motie nummer 1 van
het CDA over de bibliotheek en tegelijkertijd die van Progressief Soest
motie nummer 25 en van de Partij van de Arbeid motie nummer 19. Het college
kan instemmen met een incidentele uitgave voor 1992 voor 41.000,=. Een
structurele uitgave in dat opzicht gaat ons op dit moment nog te ver.
Daarbij komt -dat is misschien goed om te zeggen- dat weliswaar straks een
begrotingsbedrag wordt vastgesteld voor de bibliotheek in het kader van de
begroting en het welzijnsplan, maar dat op dit moment het gesprek nog
gaande is omtrent de begroting 1992 met de bibliotheek. We hopen dat u in
samenhang kan bereiken daar waar dat ook in belangrijke mate samenhangt,
gegeven de trubbels in de fraude-affaire die er bij de bibliotheek zijn