- 10 - 21 november 1991 heb het lat er iitief ovendien me om :gDat ie gevels een ons abben omen ukje dat i die het toch niet uit de stukken. Dan vind ik dat er in tegendeel staat dat Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Voorzitter, de taak van een raadslid is niet alleen de stukken te lezen, maar ook nog eens nadere informatie in te winnen Wethouder VISSER: Nou, die informatie heb ik dan niet gekregen. Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Sorry, dan heeft u die niet ingewonnen. Wethouder VISSER: Nee, omdat ik ervan uitga als ik dit lees, dat de monumentencommissie het met elkaar eens is. Heer VAN DEN BREEMER (CDA)En ik ben daar niet van uitgegaan, voorzitter. Wethouder VISSER: Nee, als u daarin zit te stoken. VOORZITTER: Daar moet je voorzichtig mee zijn bij een monument, als je gaat stoken Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Ik heb nooit lucifers bij me, dus daar hoeft u niet bang voor te zijn. Wethouder VISSER: Nee, ik had graag bij dat gesprek aanwezig willen zijn, mijnheer Van den Breemer. Ik sta erop om dat dan opnieuw te voeren waar ik bij ben, omdat ik het inderdaad niet geloof. Ik vind dat u daar gewoon geen gebruik van mag maken om nu te zeggen wat ik niet kan verifiëren op dit moment, dat die monumentencommissie het niet met elkaar eens is. Misschien heeft u het wel verkeerd begrepen. Kortom, voorzitter, ik blijf erop staan. Ik lees letterlijk op wat op bladzijde 3 staat: de bouwkundige staat van het pand is geen argument om het pand van de gemeentelijke monumentenlijst af te voeren. Als daar een van de leden van de monumentencommissie misschien een vraagteken bij zet, dan nog constateer ik dat de monumentencommissie dat op deze manier heeft vastgesteld. Maar nogmaals, mijnheer Van den Breemer, ik kan niet bewijzen dat u ongelijk hebt, maar ik betwijfel het gewoon. Ik hou vol, voorzitter, ik vecht voor dit pandje, om het wel op de monumentenlijst te laten staan en in de toekomst te bekijken of het zo duur is. En je hebt toch gekke mensen die met een pandje dat in niet zo goede staat verkeert, toch nog iets doen, omdat ze daar gewoon liefhebberij in hebben. Die gemeentelijke subsidie, mijnheer Van den Breemer Voorzitter, de heer Van den Breemer zegt weer wat, mag dat? VOORZITTER: Dat mag bij interruptie, ja. Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Ik wou alleen zeggen, mijnheer de voorzitter, de heer Visser zegt dat er misschien wel eens een keer gekke mensen zijn die dan van dat pand nog wel wat willen maken. Nou ja, ik ga er niet van uit dat er gekke mensen zijn. Wethouder VISSER: Voorzitter, mensen die echt hier aandacht voor hebben, inderdaad, die kunnen soms hele merkwaardige dingen doen om een pandje in stand te houden. Voorzitter, ik vecht ervoor om dit pandje op de monumen tenlijst te laten staan. VOORZITTER: Dan komen we nu tot besluitvorming. Mag ik constateren dat de raad in zijn totaliteit het eerste tot en met vierde beroepschrift, met het voorstel van het college, ongegrond verklaart. Ten aanzien van het laatste beroepschrift, Lange Brinkweg S0a/62 constateer ik dat een meerderheid van de raad het voorstel van het college niet overneemt en het beroepschrift gegrond wil verklaren. Mag ik dit agendapunt zo hiermee afsluiten? Dan is 11 - ■,r weer •van hij >u kunnen ruimte - >eurt •beeld is eerdere >f ik 'an maken litiatief ik geen t te m doen? imentale bestem- :merzou te werk het er lat het is >p dit 'cm de eerste matige iroep- iskundi- ■.slist jn '.nminste md van de t

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 404