21 maart 1991
- 2 -
VOORZITTERIk wou het zo doen dat degene die de vragen beantwoordt even de
vraag zal herhalen, omdat ook op de tribune mensen aanwezig zijn die dus
geen kennis kunnen nemen van de vragen. Dan hoeft u ze nu niet te
herhalen, mijnheer Van den Breemer.
Heer BOERKOEL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, is het publiek -dat vanavond
vrij aardig aanwezig is- op de hoogte van datgene wat hier staat, met
uitzondering zelfs van de vragen? Want als u alleen maar de vragen herhaalt
en het antwoord geeft, lijkt mij datgene wat boven de vragen staat dat u of
daarvan zegt dat het niet van belang is, of dat ze daarvan geen kennis
hoeven nemen. Dat lijkt mij niet helemaal juist.
VOORZITTER: Dat laat ik over aan degene die gebruik maakt van het
vragenhalfuurtjein dit geval de CDA-fractie, de heer Van den Breemer. Ik
geef hem de gelegenheid om zijn vragen toe te lichten. Het is aan hem ter
beoordeling of hij het bovenste deel, dat vooraf gaat aan de vragen, alsnog
hier wil vertellen. Aan u, mijnheer Van den Breemer, het woord als u dat
wilt
Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Daar willen we gehoor aan geven, mijnheer de
voorzitter. Uiteraard. Geacht college. Tijdens de vergadering van de
commissie r.o. van de Provinciale Staten van Utrecht op 15 maart
jongstleden lag ter behandeling voor een notitie van G.S. betreffende de
toepassing van de algemene ontheffingsbevoegdheid van het streekplan
Utrecht ten behoeve van de afgifte van verklaringen van geen bezwaar voor
de oprichting van een recreatiecomplex ter plaatse van het Soester
Natuurbad ten name van de Paltz Holding B.V. Tijdens genoemde vergadering
werden diverse betrokkenen gehoord, waaronder namens de gemeente Soest
wethouder J. Visser.
De statencommissie achtte het van bijzonder groot belang dat met name de
gemeente Soest juiste maatregelen treft die permanente bewoning van kamers
en appartementen van het desbetreffende complex voor nu en later onmogelijk
maakt. Naar wij hebben begrepen heeft wethouder Visser aan de commissie
meegedeeld dat Soest die maatregelen nog niet heeft overwogen en
vastgesteld. Op grond van deze verklaring heeft de statencommissie besloten
de behandeling van de afwijkingsbevoegdheid uit te stellen. Een en ander
geeft ons aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.
VOORZITTERDe vragen zullen zo meteen nog een keer genoemd worden door de
wethouder en dan zal hij het antwoord erop geven. De heer Witte wil ook
gebruik maken van dit agendapunt om vragen te stellen. Zijn die inmiddels
ook uitgedeeld?
Heer WITTE (GGS)Voorzitter, wij hebben dinsdag het college een exemplaar
gegeven van onze vragen en onze motivering. Ik denk dat dat toch een
behoorlijke tijdsspanne is om te zorgen dat de andere leden van de raad ook
een kopie daarvan krijgen.
VOORZITTER: Daar wordt verschillend over gedacht. Er zijn ook partijen die
vinden dat pas op het moment zelf dat door de betrokken fractie gedaan moet
worden. Dat heeft u vanavond ook gezien. U denkt daar dus anders over. Wij
weten vaak niet of u zelf voor verzending gezorgd heeft, dat blijkt niet
uit het stuk. Dus als u dat erop aangeeft, dan weten wij of de andere
fracties het al hebben of niet.
Heer WITTE (GGS): Wij zullen er dan in het vervolg zelf wel voor zorgen.