21 maart 1991 - 4 - Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Wij willen vooral duidelijkheid hebben wat betreft de zaak dat de overeenkomst zoals die door de gemeenteraad is aangegaan met de heer Taphoorn, wordt nagekomen zoals die overeengekomen is. Aangezien er schijnbaar vragen bij leden van de commissie ruimtelijk ordening van de Provinciale Staten zijn gerezen, uit waarneming en uit kranteberichten, hebben wij gemeend deze vragen te moeten stellen om die duidelijkheid wel boven water te krijgen. Dat verandert niets aan ons eerder ingenomen standpunt. Nogmaals, alleen voor de duidelijkheid en voor de helderheid. Heer BOERKOEL (PvdA)Misschien kan het CDA mij dan even helpen met mijn herinnering op te poetsen wat het standpunt was. Bent u voor service verkoop of bent u voor recreatie-appartementen die niet voor blijvende bewoning bestemd zijn? VOORZITTER: Mijnheer Boerkoel, ik denk dat we nu toch afwijken van het reglement van orde en helemaal buiten de orde komen. Het gaat erom wat er gebeurd is bij de provincie. Daar kunnen in het vragenhalfuurtje vragen over gesteld worden. Ik stel voor dat we nu, alvorens te gaan antwoorden, even aan de heer Witte te vragen -inmiddels hebben de raadsleden ook zijn vragen gekregen- of hij ermee kan instemmen dat het college de vragen voorleest en meteen het antwoord geeft. Akkoord. Dan is het woord aan wethouder Visser om de vragen van het CDA en van Gemeentebelangen Groen Soest te beantwoorden, met uitzondering van het laatste deel van de vragen van Gemeentebelangen Groen Soest, dat zal wethouder Menne doen. Wethouder VISSER: Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de eerste vraag van het CDA. Is het juist dat in het koop- verkoopcontract speciale bepalingen zijn opgenomen die bedoelde permanente bewoning voor nu en in de toekomst uitsluiten? Het antwoord luidt: ja. In artikel 8 lid 1 van de overeenkomst die in maart 1989 is overeengekomen, wordt dit duidelijk gesteld. Zo ja, gelden deze bepalingen dan ook als betreffend contract in andere handen overgaat? Ook op deze vraag, voorzitter, kan het college ja antwoorden, omdat in artikel 8 lid 6 het kettingbeding is opgenomen. Is de afgelegde verklaring van wethouder Visser namens de gemeente Soest, dat geen maatregelen ter handhaving van hetgeen overeengekomen is in deze zijn getroffen, dan wel overwogen? Andere maatregelen dan die reeds in het contract zijn opgenomen, behoeven niet te worden geregeld, omdat in lid 7 van artikel 8 een boetebeding is opgenomen en die boete bedraagt 750.000,= per overtreding. Zo ja, is het college bereid deze maatregelen alsnog te treffen en tijdig, dat wil zeggen voor de statenbehandeling van 12 april aanstaande, ter hand te stellen aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en ter kennis te brengen aan de raad van Soest? Wij zullen Gedeputeerde Staten nogmaals wijzen op het reeds door dit college zelf goedgekeurde contract. Ik heb het contract vandaag nog bekeken. Er staat inderdaad de handtekening van de griffier op. Dit contract is dus helemaal bij G.S. bekend en ook door hen goedgekeurd. Dat de statencommissie daarvan niet op de hoogte was, dat is dus inderdaad verbazingwekkend. Heer BOERKOEL (PvdA): Dan had u toch een heel simpel antwoord kunnen geven? VOORZITTER: Dit waren de antwoorden op de vragen van het CDA, nu krijgen we

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1991 | | pagina 49