21 maart 1991
- 21 -
zullen antwoorden daar waar het een commissie betreft waar zij bij
betrokken zijn. Dat betekent dat de heer Verheus antwoord zal krijgen van
wethouder Kingma.
Wethouder KINGMA: Mijnheer de voorzitter, de vraag van de heer Verheus is
eenvoudig te beantwoorden. Als we eenmaal besloten hebben dat deze taak
niet uitgevoerd moet worden door het college -en dat hebben we besloten-
dan kunnen we het op dat moment alleen maar door middel van deze commissie.
Dat is op dit moment niet ter discussie, maar u hebt op zich gelijk in uw
formulering, dat het niet echt helemaal voor 100% een wettelijk verplichte
commissie is. We kunnen ervan af. We kunnen ook zeggen: het college doet
het zelf. Maar we hebben daar niet voor gekozen.
Wethouder VISSER: Voorzitter, het gaat over bladzijde 2 bovenaan, de
onderstreepte zin. Weliswaar worden de twee commissies samengevoegd. Dat
wil zeggen dat aan de welstandscommissie een lid van de monumentencommissie
wordt toegevoegd wanneer het gaat om bouwplannen ten aanzien van
monumenten. Maar de monumentencommissie heeft meerdere taken. Eén van die
taken is bijvoorbeeld het evalueren van de monumentenlijst en zo kunnen er
nog wel dingen bedacht worden waarop de monumentencommissie bepaalde
dingen moet doen die niet direct te maken hebben met de welstandscommissie.
Wat stellen we ons dan voor? Dat aan dat ene ad hoe lid dat is toegevoegd
aan de welstandscommissie tijdelijk twee leden uit de monumentencommissie
worden toegevoegd die dus een kleine monumentencommissie vormen van drie
leden, die dus projectmatig die dingen doen die nodig zijn voor het
monumentenbeleid ten aanzien van de verordening die we hebben ten aanzien
van het hele monumentenbeleid. We stellen ons voor dat die twee ad hoe
leden twee mensen zijn uit de nu bestaande monumentencommissie. Het werk
van de monumentencommissie is nog niet afgerond, voorlopig gaan ze nog
even door. Maar wanneer dus in de toekomst dat zich voordoet, dan stellen
we ons voor dat er een kleine commissie is, bestaande uit drie man, die
zich over die dingen buigt die niet direct te maken hebben met
bouwaanvragen of veranderingen van monumenten. Zo moet u dat lezen.
Heer BOERKOEL (PvdA): Uit het antwoord van de heer Visser -ik ben ervan
overtuigd dat mevrouw Blommers hetzelfde zou willen vragen- is het niet
geheel duidelijk. Het antwoord van de heer Visser lijkt een beetje alsof de
monumentencommissie blijft bestaan. Dat staat helemaal niet in het
voorstel. In het voorstel staat dat de monumentencommissie wordt opgeheven
en dat aan de welstandscommissie een ad hoe lid wordt toegevoegd, zodat één
commissie ontstaat. Dat is heel wat anders dan wat de heer Visser zegt. De
heer Visser zegt: dan gaan we af en toe nog eens ad hoe met een paar man
bij elkaar zitten en dan gaan we nog eens bekijken wat we doen. Nee, de
monumentencommissie wordt opgeheven en er wordt een lid ad hoe toegevoegd
aan de welstandscommissie. En dat is dan de commissie.
Mevrouw BLOMMERS (WD): Ja, ik zeg het ook nog even zelf. Ik kan mij
voorstellen dat het zinnig is om een monumentendeskundige in de
welstandscommissie te hebben. Zeker als het over een monument gaat, ga ik
daarmee akkoord. Ik denk dat als u de monumentenlijst wilt schonen, of u
heeft een ander ad hoe project, dat we dan over een ander soort advies
commissie spreken. Dan praten we eigenlijk niet over het type algemeen
advies dat hier wordt bedoeld, maar dan dragen we een.hele specifieke taak
op aan een aantal deskundigen. Dus in die zin zou ik willen voorstellen dat
als u op een goed moment toe bent aan de evaluatie van de monumentenlijst
of andere taken die voortvloeien uit de verordening, dat u daar gewoon een
voorstel voor doet en dat daar gewoon dekking voor wordt gezocht. Dat vind