9 juli 1992
- 25 -
VOORZITTER: Interruptie is toegestaan als het kort is.
Heer BOERKOEL (PvdA): De wethouder zegt: we hebben 5000 m2 afgesproken. Maar
daarnaast is er iets anders afgesproken. Daarnaast is ook afgesproken dat het
afhankelijk zou zijn van economische en planologische haalbaarheid. Ik heb u
in eerste termijn gezegd: waar ligt bij deze structuurvisie die afweging? Ik
heb het niet kunnen vinden, maar het bedrijfsleven -MKB, Kamer van Koophandel
en de diverse winkelcentra- hebben die economische en planologische
haalbaarheid wél aangegeven. Het college niet. Dat is het probleem dat ik heb
met het winkelgebied in het totaal van deze structuurvisie. Het college heeft
vierkante meters geteld en geen onderzoek gedaan naar de economische en
planologische haalbaarheid. Dat was het onderdeel ten aanzien van het
winkelbeleid.
Wethouder MENNEAkkoord, ik moet daarbij toch in herinnering brengen dat wij
op 12 juli 1990 natuurlijk de motie op initiatief van de Partij van de Arbeid
hebben aangenomen, waar staat dat wij ons best zouden doen om voor Albert
Heijn een plek te zoeken voor nieuwbouw, echter, binnen de structuurschets.
Dat staat er letterlijk, dus binnen die 5000 m2Nu zegt u: ja, maar goed,
planologisch Inderdaad, we hebben al een veer moeten laten, natuurlijk,
in Overhees. Daar hebben we slechts 300 m2 kunnen plaatsen vanwege de
planologische beperktheid. Dat is niet anders.
Heer BOERKOEL (PvdA)U bedoelt dat in Overhees er een planologische
onmogelijkheid is om meer te doen? Dat is dus een van die criteria, daar
heeft u gelijk in. Als u vervolgens komt op de motie die toen ingediend is en
vrijwel door de hele raad is ondersteund, dan moet u mij maar eens aangeven
waar u dan zoveel inspanningen gedaan heeft om inderdaad Albert Heijn daar te
krijgen waar we zouden willen.
VOORZITTER: Wilt u de wethouder nu verder laten uitspreken?
Heer BOERKOEL (PvdA)Ik wil nog even mijn interruptie afmaken, mijnheer de
voorzitter
VOORZITTER: Nee. Het woord is aan wethouder Menne.
Heer BOERKOEL (PvdA)Dat is jammer, dan wordt het een iets minder levendig
debat en een discussie is niet mogelijk.
Wethouder MENNE: Voorzitter, ik kom nu tot de amendementen, de nummers 5 en
6. Amendement 5 is op initiatief van D66, mede ondertekend door het CDA en
legt de nadruk op het feit dat wij toch ervoor moeten zorgen in onze gemeente
dat in aansluiting op de resultaten ook van het DPO, van de onderzoeken die
er geweest zijn, waar inderdaad ook uitkwam dat er meer vraag is naar de
niet-levensmiddelensector, de non-food wordt onderstreept. Dat vindt het
college correct en wij zuilen ook de strekking van dit amendement zeker in
acht nemen in de toekomst. Echter, wij moeten daar het volgende bij
aantekenen. Een lage overheid kan publiekrechtelijk geen invloed uitoefenen
via bestemmingsplannen of anderszins, zodanig dat wanneer een winkel een
levensmiddelenzaak was of is en vervolgens een kleding- of een schoenenzaak
wordt, dat wij daar dan iets aan zouden kunnen doen. We moeten daar wel
eerlijk in zijn. Het is zo dat wij wel wat kunnen regelen, maar we zijn toch
wat dat betreft ook in dit kader een terugtredende overheid. We scheppen een
kader en daarbinnen moeten de ondernemers gewoon naar het marktmechanisme
werken. Dat zullen wij hier ook zeer in onderkennen. Echter, de non-food
zoals in dit voorstel naar voren is gebracht, dat is wel in overeenstemming
met de resultaten van de ondernemers. De MKB heeft namelijk een rapport
uitgebracht, een facetstudie. Daarin wordt ook -vandaar dat het er toch wel
goed bij aansluit- voor 70% gezegd: uitbreiden in de richting van niet-
levensmiddelen en ongeveer 30% in de richting van levensmiddelen. Dus wat dat
betreft komt het niet geheel maar toch wel dusdanig daarmee overeen.
Heer JANSEN (D66)Dat rapport van de ondernemers heeft naast het amendement
gelegen. We hebben dus inderdaad proberen te volgen wat de Soester project
groep daarin voorgesteld heeft. Dat staat er ook in.