nr9B
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest
op woensdag 14 oktober 1992 te 19.00 uur.
Voorzitter: de heer J. de Widt, burgemeester;
Secretarisde heer W.P. de Kam.
Aanwezig de leden: W.A. Blaauw, mevr. A. Blommers - Biezeno, C. Boerkoel,
A.W. van den Breemer, G.L. van den Deijssel, J.J. Ebbers, mevr. G. van Eek
- van Veelen, mevr. B.M. Gerritse - van Ee, F.L. Jansen, F. Kingma,
A.F.M. Krijger, R.W. Krol, R.A. van Logtenstein, J.P.J. Lokker, W.R.
Meilof, J.L. Menne, G.A.W.G.A. Plomp, mevr. E. Spijk - Huberts, mevr.
W.A.A. Stekelenburg -Ruitenburg, mevr. J.M. Swinkels, mevr. A.D. Tomassen -
Holsheimer, C. Verheus, J. Visser, H.L. Witte, J.B. van Wuijckhuijse en
J.A. Zwaanenburg.
Afwezig met kennisgevingMevrEvan Gorkum
VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en heet u nogmaals van harte welkom.
Ook voor deze notulen is het goed dat ik even herhaal dat mevrouw Van Gorkum
verhinderd is deze raadsvergadering bij te wonen. Wethouder Visser is nog
steeds jarig, ik weet niet of hij nog een keer trakteert.
In de raadsvergadering van vanmiddag is het voorstel aangehouden betreffende
de CAI. Ik stel u voor om dat aan het eind van deze agenda te behandelen,
zodat ik ook degenen die hier vanavond speciaal voor dit agendapunt gekomen
zijn, dat kan laten meemaken.
Heer BOERKOEL (PvdA)Mijnheer de voorzitter, incidenteel is toch ook
aangehouden?
VOORZITTER: Nee, dat hebben we besloten, alleen hebben we toegezegd dat we
een overzicht zouden maken van de stand van zaken.
Spreekrecht
VOORZITTERDe heer Baarslag heeft zich gemeld als inspreker bij agendapunt
6
Vervallen
Ingekomen stukken.
Geen.
Vragenhalfuurtje
VOORZITTERDe fractie van de WD heeft schriftelijke vragen gesteld, die
zijn rondgedeeld. Mevrouw Blommers, wilt u die nog toelichten, of kunt u
ermee instemmen dat wij de vraag voorlezen en het antwoord geven?
Mevrouw BLOMMERS (WD)Voorzitter, ik zou dit toch wel graag kort willen
toelichten. Het knipsel dat is gekopieerd is een onderdeel van een groter
verhaal in de Gooi- en Eemlander. De reden waarom wij dit aan de orde stellen
is dat wij het vreemd vinden dat na een aantal aanvaringen met de welstands
commissie wij dachten dat we in een situatie waren dat er op een goede wijze
werd samengewerkt. Wij vonden met name dit punt eigenlijk zo bepalend en zo
duidelijk aangeven hoe er dan toch kennelijk door dit college met de