6
17 december 1992
17 -
ng
ik
t
de
och
nt
.akt
te
ik
>.n.
dan
ir
een contributie bijvoorbeeld 200,= kost, 100,= van de gemeente te krijgen
en dus die andere 100,= nog zelf op te moeten brengen. Dat kan een probleem
zijn in wat grotere gezinnen die op het minimum zitten. Dus ik heb daarom
gevraagd en het antwoord van de wethouder was: kijk naar artikel 8. In
artikel 8 staat: "Indien strikte toepassing van de bij deze verordening
gestelde regels naar het oordeel van burgemeester en wethouders tot een
klaarblijkelijke hardheid zou leiden, zijn zij bevoegd om met afwijking
daarvan tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming over te gaan."
Oftewel, in Nederlands: het college mag ook meer geven. Als u nou eens dat
Nederlands in de voorlichting zet, van: mensen, als je nou echt kunt
vertellen dat je meer nodig hebt, dan mag het college ook meer geven, dan
komt het in de voorlichting tenminste in normaal Nederlands te staan.
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Voorzitter, de vorige spreker heeft ons nog weer
even duidelijk gemaakt dat dit besluit, waarin staat dat vanuit Den Haag ons
duidelijk gemaakt wordt dat het hier om een niet-inkomenspolitieke zaak gaat,
dat hij vindt dat het dat eigenlijk wel had moeten zijn.
Heer BOERKQEL (PvdA)Mijnheer Meilof, u heeft het niet begrepen. Maar,
ondanks het feit dat uw opmerkingen meestal prima zijn, komt dat vaker voor.
Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Dank u. Voorzitter. Ik heb een afwijkende mening
vertoond tijdens de commissievergadering. Ik heb daar ook verteld dat ik
graag overtuigd zou worden van het feit dat het om een regeling gaat waar ik
achter kan staan, omdat ik het in zich zinnig vind. Ik heb met mijn fractie
assistent en met anderen van mijn fractie hierover gesproken en we zijn tot
de conclusie gekomen dat de bezwaren die ik toen uitte ten aanzien van het
gegeven dat ik vind dat het gewoon wel een inkomenspolitieke zaak is en dat
je wel kunt zeggen, dat Den Haag wel kan zeggen dat het dat niet is, maar het
is het gewoon, dat we dan maar niet strenger moeten zijn -ik wil er nu geen
paus bijhalen, dus ik wil die uitdrukking niet gebruiken- dan nodig is en dat
ik om die reden, omdat het ook vanuit Den Haag benoemd is als een zaak die we
zo mogen benoemen, dat het niet om een inkomenspolitieke zaak gaat, dat ik er
om die reden ook achter wil staan. Voorzitter, dat heeft dan te maken met het
feit dat ik het op zichzelf een hele goede zaak vind, een zaak waar ik wel
blij mee ben, omdat ik ook weet dat die groep in Soest wel bestaat die heel
veel baat heeft bij deze ondersteuning.
Ik wil daar nog wel aan toevoegen dat er van onze kant wat problemen zijn. De
financiële kant is onduidelijk, we weten überhaupt niet wat het ons gaat
kosten. Maar er staat en passant ook een opmerking, waarvan ik niet eens weet
of we daar een besluit over nemen, dat is de opmerking dat het ook nog gaat
om een halve formatieplaats bij de sociale dienst. Daar geven we helemaal
geen invulling aan, maar we noemen het wel en misschien wordt er dan achteraf
gezegd: ja, maar daar hebt u toch ook over besloten, dat dat erbij hoorde,
daar kon u mee rekenen, want u weet nu ook dat het tijd kost van deze dienst.
Dus daar wil ik toch nog wel wat duidelijkheid over hebben.
Ik krijg de indruk bij dit soort zaken dat we hier allemaal zo vroomgezind en
zo blijmoedig zijn dat we opeens door alle vingers willen kijken en vooral
niet kritisch meer zijn, want dat mag al helemaal niet als je over zoiets
praat. Dat vind ik wel een beetje jammer.
Voorzitter, dan nog een andere zaak, die ik toch graag wil benoemen, of twee
zaken zelfs. De wijze waarop we het aan de burger geven. Ik heb vorige keer
al even opgemerkt in de commissie dat als iemand komt met zijn zwemabonnement
-ik weet niet uit mijn hoofd hoe duur dat is, maar laat hij er eens een kopen
van 125,=, dan kan hij in één keer 100,= terugkrijgen. Dan heeft hij voor
dat jaar, bijvoorbeeld in de maand januari, zijn geld verspeeld ten aanzien
van besteding in culturele doeleinden, sport enzovoorts. Dan kan hij verder
ook niets meer doen, dan gaat er dus ook geen stimulerende werking meer van
uit. Die eenmalige uitgave voor iets wat meer kost, die doet de gemiddelde
burger wel, die doet ook de gemiddelde burger wel die niet bij de groep
hoort, maar royaal van kas is. Dus, met andere woorden, er zit niet veel
stimulering in. Dat betekent dat ik zelf geneigd ben om te willen stimuleren
dat er een regeling komt die een percentage vergoedt van wat men uitgeeft,
dus dat men, als men een zwemabonnement koopt van rond de 125,= dat men
daar bijvoorbeeld 50,= van vergoed krijgt en als men later een abonnement
op een krant neemt, dat men dan die tweede 50,= kan krijgen, zodat je
iet
iar