13 oktober 1993 - 64 - degenen die verantwoordelijk zijn voor het zorgen dat de salarissen er op tijd zijn en dat het geld wordt geïnd allemaal, ik zeg nadrukkelijk allemaal, nagenoeg tot op heden vrijwilligers zijn. Als je kijkt naar de omzet en de verantwoordelijkheden die er liggen, dan moet je je driftig achter de oren krabben of dat op die schaal nog wel kan, of je dan niet moet zorgen dat zeg maar die te vergaande druk bij de vrijwilligers wordt weggenomen. Wat je ook bij vrijwilligers merkt is dat ze gaarne bereid zijn om zich in concrete activiteiten in te zetten, maar juist voor het bestuurswerk zijn veel moeilijker mensen te vinden. Doe je er dan niet verstandig aan om, ook als het om vrijwilligerswerk gaat, het zo te organiseren dat men zich vooral met concrete activiteiten kan bezighouden en dat lastige, vervelende en hinder lijke bestuurswerk zo te organiseren dat het te doen is door de mensen die dat nou juist leuk vinden? Dat zijn er toch naar verhouding weinig. Ik denk dat het verstandig is. Dat soort toetsen zul je er, denk ik, op los moeten laten en het gaat altijd, net als ik bij de discussie over cursussen en activiteiten voor ouderen heb gezegd, nadrukkelijk om de toetsvragen of én de doelgroep én de vrijwilligers in een andere organisatie voldoende garantie hebben voor de betrokkenheid en de eigenheid die van een aantal dingen uitgaan. Dat is een belangrijk toetssteen. Een andere organisatievorm moet altijd tot efficiencyverbetering leiden, naast datgene wat ik heb gezegd. Als dat niet het geval is, is het onzin. De verdere opmerkingen van de heer Meilof, we zouden er een uitgebreid betoog over kunnen houden. Ik denk eerlijk gezegd dat het in dat opzicht eerder tijd is om daar eens een lezing over te organiseren in het kader van de plaatse lijke discussie over zo'n onderwerp dan dat we er nu bij deze gelegenheid over praten. VOORZITTER: Ik kijk al even naar degene die in de rechterflank zit, die ziet misschien aanknopingspunten om weer een lezing te organiseren. Voordat ik u in tweede termijn het woord geef, lijkt het mij goed dat ik u vertel dat ik de vier amendementen die wij hebben mogen ontvangen als volgt heb genummerd. Het amendement over de kinderopvang van D66, Progressief Soest, Partij van de Arbeid en WD heb ik nummer I gegeven. Het amendement van D66, Progressief Soest, Partij van de Arbeid en WD, besteding van de 32.000,= ten behoeve van de extra kinderopvangplaatsen heb ik nummer II gegeven. Het amendement over de Kinderboerderij van de eerder door mij genoemde partijen heb ik nummer III gegeven. Tenslotte het amendement over de culturele vorming op basisscholen, dat krijgt nummer IV. Amendement nummer I De raad van de gemeente Soest, in vergadering bijeen in oktober 1993, gelezen het jaarprogramma 1994 van WELzijn zal ons een ZORG zijn; overwegende dat daarin het belang wordt aangetoond van de uitbreiding van de formatie St. Kindercentra Soest; dat het door de fracties D66, Progressief Soest, Partij van de Arbeid en WD als zeer wenselijk wordt gezien voor zeven peuter speelzalen en drie kindercentra voor kinderopvang dat er een professionele structuur komt; dat het college en de gemeenteraad voor 1994 en verdere jaren een sluitende begroting wensen te presenteren; dat een geringe verhoging van enkele guldens OZB maatschappelijk aanvaardbaar is; besluit voor de professionele structuur een bedrag uit te trekken van 11.807,= per jaar; dat de dekking komt uit een geringe verhoging van de OZB om een en ander financieel mogelijk te maken en gaat over tot de orde van de dag. Namens de fracties D66: L. Jansen, PS: L. Tomassen, PvdA: C. Boerkoel en WD: B. Krijger. Amendement nummer II. De raad van de gemeente Soest, in vergadering bijeen in oktober 1993, gelezen het jaarprogramma WELzijn zal ons een ZORG zijn; overwegende

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1993 | | pagina 348