16 december 19 93
- 30 -
laten weten op bestuursniveau -ambtelijk ligt dat misschien wat anders- dat
er geen sprake van is om daar dan andere bedrijven te situeren vanuit het
gewest. Het is alleen voor ons. Dat geldt natuurlijk ook een beetje voor de
golfterreinen. Als wij zeggen in ons eigen bezwaarschrift, bovenaan pagina 4,
dat het golfterrein zoals we dat dan denken te realiseren, in eerste
instantie bestemd is voor Soesters, dan komt het natuurlijk vreemd over
wanneer je dat in een gewestelijk bezwaarschrift zet. U moet wel beseffen dat
u dan de deur wagenwijd open zet voor het gewest. Het is dan geen plaatse
lijk, lokaal golfterrein meer, maar een gewestelijk golfterrein. U weet
misschien dat ze in Eemnes ook met een golfterrein bezig zijn. Wij zeggen in
ons bezwaarschrift dat het juist zo prettig is om de automobiliteit terug te
dringen wanneer wij hier ons eigen golfterrein hebben. Dan kunt u toch niet
tegen de golfers uit Leusden en uit Woudenberg straks zeggen: ja, u hebt wel
met ons meegepleit, maar u mag bij ons straks niet golfen, want het geeft
zoveel autobewegingen. Kortom, het lijkt mij niet verstandig om te proberen
in het gewestelijk bezwaarschrift deze twee zaken op te nemen, want dan
zeggen ze ongetwijfeld: daar heb je ze weer uit Soest; en het gaat nu juist
zo goed met onze positie in het gewest en de relaties die we hebben. Maar als
de meerderheid van deze raad zegt: schrijf morgen toch maar een brief aan het
gewest en breng het verzoek van de meerderheid van de raad over, ach, de raad
is het hoofd van deze gemeente, dus dan zal ik morgen die brief schrijven. Zo
hoort het, zegt de heer Menne.
Wat de opmerking van mevrouw Tomassen betreft als ze het over het kaartje
heeft, ik zal dat meenemen naar het college, mevrouw Tomassen. Mocht blijken
dat wij de natuurwaarde 5 zijn vergeten, zoals u suggereert, dan zullen we
dat alsnog bijstellen.
Wanneer u een duidelijke uitspraak van ons wilt hebben over het wel of niet
betalen van de m.e.r. dan kan ik u vertellen dat wij deze week een brief
hebben gekregen van de golfers, waarin ze hebben aangekondigd zelf deze m.e.r
kosten te zullen betalen.
Wat de restcapaciteit betreft en de woningmarkt in Soesterberg, wil ik even
het woord geven, voorzitter, aan mijn collega Kingma.
Wethouder KINGMA: Voorzitter, misschien dan toch ter verduidelijking van het
voorstel zoals het hier ligt, laten wij ons het volgende voorstellen. Er komt
een huurwoning vrij -dat gebeurt een paar honderd keer per jaar, hoor, in
deze gemeente- en er gaat iemand de gemeente uit, dan wordt die woning weer
toegewezen. Dat kan inderdaad een doorstromingseffect hebben, dat klopt. Maar
zou het nou zo zijn dat op het moment dat er ineens 350 woningen of daarom
trent vrijkomen omdat collectief de huur wordt opgezegd, dat we dan nu ineens
kunnen zeggen dat we het bij de restcapaciteit gaan tellen? Terwijl notabene
in het streekplan staat dat de definitie van restcapaciteit is: nog te bouwen
woningen. Moeten we op bestemmingsplanniveau gaan tellen: of we dat wel doen
hangt af van de vraag of iemand altijd bij de Maxis winkelt of dat hij altijd
in het dorp Soesterberg winkelt? Als hij in Soesterberg winkelt, dan tellen
we hem wel mee en als hij bij de Maxis winkelt, dan tellen we hem niet mee.
Moeten we dat zo gaan toetsen?
Mevrouw TOMASSEN (PS)Nee, we gaan toetsen aan de vraag hoeveel we er nodig
hebben
Wethouder KINGMA: Ik denk dat je heel duidelijk de vraag moet stellen in
hoeverre het toevallig beschikbaar komen van deze woningen feitelijk afwijkt
van het normaal beschikbaar komen van woningen op de woningmarkt in de
bestaande woningbouw. Ik denk dat het daar niet wezenlijk van afwijkt. Het
enige wat u kunt zeggen is: ja, maar er vertrekt een aantal mensen de
gemeente uit. Nou, dat gebeurt op de normale bestaande woningmarkt ook.
kunt dat van een bepaald gewicht vinden, vanwege de omvang en zeggen: heeft
dat niet een bepaalde essentiële betekenis voor onze plaats, qua woningmarkt
in ieder geval. Sommigen van u hebben gesuggereerd dat dat effect duidelijk
is. In het bezwaarschrift, zoals we dat nu hebben geformuleerd, staat dat het
nog maar de vraag is, dat nog in de praktijk moet blijken in hoeverre deze
woningen specifiek een rol spelen op de plaatselijke woningmarkt, ondanks
alle pogingen die we doen om ze die rol zo maximaal mogelijk te laten spelen.
Ik denk dan ook dat de tekst in het concept aan de ene kant zegt: provincie,
hou u aan uw eigen definitie van restcapaciteit, aan de andere kant zullen we