19 januari 1995 - 10 -
19
gehad, maar D65 zal uw voorstel volgen.
VOORZITTER: Ik dacht dat alle fracties nu het woord gevoerd hadden. Dan vr
geef ik eerst het woord aan de voorzitter van de commissie en daarna aan de zc
beide leden van de commissie. vï
h«
Heer SPRUIT: Voorzitter, uw raad mag van mij niet verwachten dat ik nog ee
veel nieuws toevoeg, want de argumenten die genoemd moesten worden, staan bc
uiteraard in het advies. Toch nog een paar opmerkingen. if
Is er iets te zeggen over jurisprudentie indien er een nieuwe raad aan- g<
treedt? Niet over een zaak als deze, dat zou gemakkelijk zijn, dan had de n.
commissie daar uiteraard naar verwezen. Waar wel jurisprudentie over 1!
bestaat, dat is over gevallen waarin een gemeente een contract is aangegaan g<
met een projectontwikkelaar, een project soms van lange jaren. Dan komt het w:
voor dat de raad wil terugtreden, dat er een raad komt in een nieuwe ii
samenstelling die zegt: die oude plannen willen we niet meer, we willen Wi
iets anders. Kan dat? Ja, voorzitter, dat kan. Echter, wie breekt, betaalt. i
Of de projectontwikkelaar krijgt een ander project, of er wordt schade g
betaald. Ik ben me ervan bewust dat ik uiteraard in dit geval niet kan h
spreken over een overeenkomst, maar enige parallellen zijn wel te trekken. g
Nog een opmerking over eventuele schadeclaims. Hoe zit dat? Ik kan u zeggen p
dat de stand van zaken betreffende schadevergoedingen, schadeclaims op het C
ogenblik zo is, dat als u als gemeente een bouwvergunning verleent en die e
wordt naderhand onderuit gehaald -om die term maar eens even te gebruiken- W
in een juridische procedure, dan heeft u een zeer grote kans dat de o
gemeente er qua schade goed van afkomt. Er is een uitspraak in Den Haag,
een gemeenschappelijk eigendom, daar werd de gemeente Den Haag verweten dat H
men vergunning had verleend die naderhand de toets der kritiek niet kon b
doorstaan, de aannemer, de projectontwikkelaar diende een claim in die is d
afgewezen door de Hoge Raad. Daartegen staat -en dat is wat vreemd, maar t
het is nu eenmaal zo- dat als u iets niet verleent en naderhand blijkt dat
het wel verleend had moeten worden, dat u opdraait voor de schade. Waarin j
zit hem nu dat verschil? Omdat in het ene geval kan worden gesproken van c
een eigen schuld van de betrokkene en in het laatste geval dat ik noemde n
dus niet. n
Even nog ingaand op een opmerking van de heer Joustra, die stelt: kent u 2
die uitspraak van 1988? Ja, uiteraard kende de commissie die, die was ook v
al eerder geciteerd in de raad, ik dacht dat de heer Krijger daarnaar heeft
verwezen. Hoe dien je daarmee om te gaan? Natuurlijk, u hebt gelijk, de
afdeling rechtspraak heeft dat goed overwogen, het is geen automatisme. c
Maar het is ook niet zo dat men dus een soort vrijheid zou hebben van: we c
doen het of we doen het niet. Binnen welke randvoorwaarden het dan wel kan,
dat u terug kunt komen op uw besluiten, dat staat goed verwoord in het 1
advies. 1
VOORZITTER: We hebben twee raadsleden die in de commissie zitten, de heer
Blaauw en de heer Witte. Het woord is aan de heer Witte. 1
Heer WITTE (GGS): Voorzitter, ik ben het lid dat een minderheidsstandpunt
heeft ingenomen. Vandaar dat ik er behoefte aan heb om mijn standpunt nog
enigszins te verduidelijken. Als lid van de commissie voor de beroepschrif
ten heb ik het dossier over de bouwplannen voor de Lindenhof uitgebreid en
meerdere malen bestudeerd. De zaak is tweemaal uitgebreid in de commissie
besproken en ik kan tot geen enkele andere conclusie komen dan dat de
argumenten van Vahstal geen hout snijden. Van meet af aan is het plan
omstreden geweest. Dat heeft politieke koppen gekost en wat betreft het
zorgvuldig omgaan met de ruimtelijke ordening, daarvan is geen sprake
geweest. En als ik dan het woord «zorgvuldig» gebruik, bedoel ik dat het
algemene belang van de ruimtelijk ordening in Soest van meet af aan in deze
kwestie op een slordige manier in de waagschaal is gesteld. Desalniettemin
heb ik als lid van de commissie voor de beroepschriften gekeken of er in de
stukken aanleiding was te vinden dat Vahstal zou kunnen aannemen dat zijn
plan inderdaad zou worden uitgevoerd. Ik heb zulke stukken niet gezien en
ik ben het daarom oneens met de conclusie van de commissie dat het vertrou
wensbeginsel is geschaad. Op 17 maart was reeds bekend dat de nieuwe raad
in meerderheid geen vrijstelling zou verlenen. Op 28 april, in de eerste
raadsvergadering van deze raad, is een voorbereidingsbesluit genomen voor
h£