politieke afweging te moeten maken. Het tweede lid van deze commissie heeft gemeend die zaken niet te moeten scheiden en in de discussies in zowel de commissie voor de beroepschriften als hier vanavond voornamelijk de politieke kant van de zaak te moeten belichten. Heer WITTE (GGS): Voorzitter, bij interruptie, hier protesteer ik tegen. Ik heb in mijn verhaal heel duidelijk gezegd dat ik onafhankelijk van het standpunt dat ik politiek innam, geen zaken heb kunnen vinden die mij hebben overtuigd dat het vertrouwensbeginsel of een ander beginsel zou zijn geschaad. Ik heb er dan ook groot bezwaar tegen dat de heer Krol nu suggereert alsof ik een partij-politiek standpunt heb verwoord. Heer BOERKOEL (PvdA): Mijnheer de voorzitter, ik zou toch graag een interruptie op de heer Witte plegen en voorlezen wat er in het stuk staat. Dat is zuiver een politieke. "Daarnaast is dat lid -en nu blijkt dat dat de heer Witte is- van mening is dat het op dit moment niet verantwoord is het onderhavige bouwplan in relatie tot de veelheid van problemen ter plaatse, te weten de verkeersafwikkeling in de Van Weedestraat, de mogelijke vestiging van Albert Heijn en de overige distributieplanologische conse quenties, te realiseren." Dat is dus een politieke afweging. Heer KROL (CDA): En om die reden, voorzitter, is het denk ik -ook wij hebben het aangegeven- zinvol om over deze materie in de commissie a.b.z. nog eens een keer te spreken. Heer VAN WUIJCKHUIJSE (GGS): Mijnheer de voorzitter, ik vind dat de discussie wel op een bijzonder onaangename manier begint te vertroebelen op het moment dat we het functioneren van de commissie en de visies van de commissieleden op deze manier gaan betrekken bij de zaak die feitelijk aan de orde is, namelijk het advies zoals het is geformuleerd en nu op tafel ligt. Dat advies, daar heb ik commentaar op geleverd. Overigens is dat verder door niemand meer becommentarieerd, dus ik moet zeggen dat ook wat dat betreft de discussie bijzonder rare vormen aanneemt. Ik meen toch een aantal gezichtspunten naar voren te hebben gebracht waaruit zou mogen blijken dat de zaak misschien iets minder dichtgetimmerd is juridisch dan wordt gesuggereerd door zowel de voorzitter van de commissie voor de beroepschriften als door een aantal leden van deze raad. Ik betreur het dat dat toch eigenlijk een verarming van de discussie is gaan betekenen. Ik constateer verder dat door de move die nu gemaakt wordt, er een advies ligt dat eigenlijk alleen nog maar gedragen wordt door de voorzitter. Daarmee is de merkwaardige situatie ontstaan dat we een minderheidsadvies van de commissie aan het becommentariëren zijn. Ik vraag me overigens af hoe de positie van de wethouder van de WD daarin dan wordt, of die de meerderheid of de minderheid van de commissie gaat volgen. Het advies steunt met name op het opgewekte vertrouwen. Ik denk dat ik heel duidelijk heb gemaakt dat, met name ook gelet op de noodzaak van continu ïteit van bestuur, daar geen sprake van kan zijn geweest. Het is bij Vahstal heel duidelijk bekend geweest hoe de kaarten lagen en hoe het spel gespeeld werd, wat de nieuwe raad wilde. Er is hier geen sprake geweest van opgewekt vertrouwen, er is hier sprake geweest van een oude raad die zijn laatste kans heeft gegrepen om besluiten te nemen waarna door een nieuwe raad, op het moment dat hem toekwam -dus zonder daarmee het beginsel van continuïteit van bestuur te doorkruisen- een ander besluit werd genomen. Die afweging was aan die raad, dat kan hier niet ter discussie staan. Ik verbaas mij hogelijk dat de commissie dat in minderheid op deze wijze heeft willen doen. Heer MEILOF (GPV/SGP/RPF)Voorzitter, ook de heer Van Wuijckhuijse heeft in de laatste zaken die hij zei en benoemde ten aanzien van: wat is nu precies de meerderheid van de commissie? duidelijk gemaakt dat het voorstel van de heer Boerkoel een goed voorstel is. Het lijkt mij goed dat we in a.b.z. weer zullen spreken met elkaar over de samenstelling van de commis sie voor de beroepschriften. Ik vind het wel heel jammer dat dat nodig is, want op zichzelf vind ik het ook waardevol dat in die commissie mensen uit de politiek zitten. Op het moment dat we inderdaad de besluitvorming deze mate van onwaarschijnlijkheid en onduidelijkheid mee gaan geven, is dat voor de burger denk ik best pijnlijk. Ik kan het me ook nog niet voorstel— 2 - vil of, een j k ld t ijk i 2TÏ 3tel O twee dit n i? jlid. coel raag jn en de e ehad idi- men zijn de in ids Ie le op naar ene j een 19 januari 1995 - 13 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1995 | | pagina 14