19 januari 1995
- 16 -
Gedeputeerde Staten, maar dat het het beste is om het bestemmingsplan op
zodanige wijze in te richten zoals u hebt omschreven in het commentaar.
Dus, met andere woorden, een strakke inpassing en geen beroep aantekenen
tegen het besluit van GS.
Heer VISSER (GL/PS); Voorzitter, inderdaad hebben we het er in de commissie
uitvoerig over gehad en toen is ook de heer Van de Meer aan het woord
geweest. Er zou nog een keer gepraat en gekeken worden en u hebt daarop
gereageerd in uw brief van 17 januari. Maar ja, ik vraag me toch af wat een
strakke inpassing is. Dat is weer zo'n term waar je misschien toch straks
een juridisch oordeel over moet vellen en ik ben als de dood dat er weer
een commissie uit deze raad juridisch zich daarover gaat buigen om dan in
de raad zelf te zeggen: ja, juridisch mag het dan allemaal wel zo zijn,
maar die auto's moeten er toch maar staan. Die auto's horen daar niet, in
het buitengebied. Het is ook duidelijk, dat heeft de heer Van de Meer
toegegeven, vandaar ook wat er bij de Raad van State van hem ligt, dat hij
daar toch veel meer wil dan er nu al gebeurt. Dat kan eigenlijk niet in het
buitengebied. Ik vrees namelijk dat daar, als die wagenloods toch zijn zin
krijgt -misschien duurt dat tien jaar, maar u ziet wat er allemaal kan
gebeuren- dat er toch iets ontstaat van een garage en van een gedoe, wat we
helemaal niet willen hebben. Dus ik stel voor om toch mee te gaan met uw
raadsvoorstel om in beroep te gaan, zodat wij zekerheid hebben. Want als de
Raad van State hoort dat wij alsnog nu gaan inpassen, dan hoeft er niet
veel te gebeuren of daar gebeurt wat wij helemaal niet willen. Dus mijn
fractie staat toch achter uw raadsvoorstel om in beroep te gaan.
Heer JANSEN (D66): Voorzitter, ik heb in de commissie gezegd dat ik met
mijn fractie nog zou overleggen. Ik heb ook gezien dat u zelf overlegd
hebt. Wij zijn dan ook nu tot de conclusie gekomen dat, zoals ook de heer
Plomp heeft verwoord, een strakke inpassing wat ons betreft moet kunnen
gebeuren. Ik denk dan dat we daar nauwgezet op moeten toezien dat het
inderdaad zo gebeurt. Een beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten
is dan naar ons idee op geen enkel punt noodzakelijk.
Heer VAN DEN BREEMER (CDA): Voorzitter, ook hier is een zaak aan de orde
die al vele jaren voorgeschiedenis heeft. Daaruit blijkt dat tot twee maal
toe door de provincie is aangegeven dat het toch wel juist zou zijn als
hier een inpassing zou plaatsvinden. Wij zijn het overigens volstrekt eens
met hetgeen u in de brief die u aan ons hebt doen toekomen, hebt vermeld,
dat het hier wel om een strakke inpassing gaat en geen uitbreidingen voor
de toekomst zullen kunnen worden gedaan. Daarbij wil ik het laten. Wij
zullen dus het beroep dat u voorstelt niet steunen.
Heer WITTE (GGS): Voorzitter, mijn fractie heeft al in de commissie
aangegeven dat, als het een blanco situatie zou zijn, wij er niet voor
zouden voelen om daar een automobielbedrijf te laten vestigen. Echter, het
staat er al een lange tijd en GS hebben ook in hun overwegingen gesteld
van: kijk, laat je iemand daar lang zitten en neem je geen stappen als
gemeente, dan kom je toch bij een nieuw bestemmingsplan in de positie dat
je zal moeten inpassen en het zal moeten gedogen. Mijn fractie is van
mening dat we helaas in die situatie terecht zijn gekomen en dat het geen
zin heeft om beroep in te stellen, dat dat onnodige verspilling van energie
van ambtenaren zou betekenen, omdat wij ervan uitgaan dat u dat toch niet
voor elkaar krijgt. Wij kunnen ons dan ook vinden in een specifieke
bestemming, zoals ook gesuggereerd is door GS: strakke inpassing van wat er
nu aanwezig is, zonder de mogelijkheden van uitbreiding.
Heer JOUSTRA (BAM)Voorzitter, na lang wikken en wegen van de voors en
tegens, hebben wij uiteindelijk toch gezegd dat wij uw voorstel om in
beroep te gaan niet zullen steunen. Wij volgen dus in dezen met name het
standpunt van de WD.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA): Voorzitter, in de commissie hebben wij ons
niet uitgesproken met voor of tegen, maar we hebben gezegd: we gaan nog
eens ter plaatse kijken. Dat is ook gebeurd. We blijven van mening dat het
jammer is dat het zo gelopen is bij de provincie. We vinden juist dat in
dit landelijk stukje zo'n autobedrijf niet de schoonheidsprijs verdient. De