16 maart 1995 - 5 - toen hadden we daar een mening over. Vooralsnog vind ik dat we moeten handhaven het besluit dat we destijds genomen hebben in het kader van het bestemmingsplan. We steunen dus uw voorstel en verwachten van u op korte termijn een notitie om inhoudelijk te kijken hoe we nu verder gaan met dit gebied. Met op korte termijn mag van ons best tussen nu en zes maanden bijvoorbeeld zijn. Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Voorzitter, ook wij willen de collegevoorstel len, zowel voor dit agendapunt als voor agendapunt 12 volledig volgen. Wij willen hier verder op dit moment niet over discussiëren, maar willen wel het tussenvoorstel van de wethouder volgen en het dus binnen een half jaar eens opnieuw bekijken hoe we met het gebied om zullen gaan in de toekomst, hetzelfde of anders. Heer WITTE (GGS): Voorzitter, nu breekt mijn klomp. Nog geen jaar geleden hebben we gesproken over het gebied dat overblijft tussen de Wieksloterweg en de bebouwing van Overhees en het nieuwe plan Boerenstreek. Ik kan mij herinneren dat het CDA toen het voorstel deed om daar toch maar een bestemmingsplan voor te maken. We hadden gezamenlijk hier een bijna unanieme visie dat we buiten de Boerenstreek dit gebied vrij wilden houden van bebouwing, doorzichten wilden bewaren en daar zorgvuldig mee omgaan. Wat merk ik nu? Waar op alle fronten mensen proberen om hun kans te krijgen daar iets te bouwen wat ze graag willen -waar wij alle begrip voor hebben dat de gemeenteraad daar blijkbaar voor om gaat, terwijl een jaar geleden Heer VAN DEN BREEMER (CDA)Voorzitter, bij interruptie. De heer Witte vat het dan verkeerd op. We hebben alleen het tussenvoorstel van de wethouder willen steunen en dat is gewoon: nog eens bekijken of zich inderdaad situaties voordoen waarin je eventueel zou moeten veranderen. Maar daar hebben we op dit moment nog helemaal geen richting aan willen geven. Heer WITTE (GGS): Voorzitter, het is zo dat Van Doorn daar toen op de Dorresteinweg zijn bebouwing wilde hebben. We hebben op dat moment -dat is anderhalf jaar geleden- al gezegd: dit is een trend die slecht is voor het gebied, dit gaat uit de hand lopen, want het wordt moeilijk om voor de rest te handhaven wat we graag zouden willen, tenminste voor zover die visie door de raad was uitgesproken en ik dacht dat die vrijwel unaniem was. Ik zie dat men toch op alle fronten begint te twijfelen en te wankelen. Wij kunnen akkoord gaan met uw voorstel, maar het bevreemdt ons toch. Terwijl het CDA en wij een jaar geleden aandrongen om goed vast te leggen wat wij daar wilden, is er van u zijde gezegd: we willen dat, maar het is niet nodig om daar een wijziging van het bestemmingsplan enzovoorts voor te doen. Wij steunen uw voorstel, maar ik kan u er meteen bij vertellen dat voor ons welke bebouwing dan ook verder in dat gebied onaanvaardbaar is. Dat hellende vlak is gewoon helemaal fout. Als we dat doen, betekent het dat we inderdaad de deur wijd openzetten en dat het volkomen onnozel is om waar dan ook nog tegen op te treden in dat gebied. Wat je de een toestaat, zul je ook de ander moeten toestaan. Tot nu toe hebben we verhalen waar bestemmingen achter zitten, waarvan je duidelijk kunt maken aan burgers van: op die manier Heer KRIJGER (WD): Mijnheer de voorzitter, mag ik wat vragen via u aan de heer Witte? Wat je de een toestaat, moet je de ander toestaan. Kan hij toelichten waarom iemand op het ene perceel niet toegestaan wordt wat op het andere perceel wel mag? Dat is juist datgene wat gevraagd is, om te onderzoeken of je gelijke monniken, gelijke kappen kunt creëren in dat gebied. Dat is het onderzoek. Heer WITTE (GGS): Voorzitter, het is grappig dat de heer Krijger daarmee komt. De heer Krijger was een van degenen die er toen nogal op aandrongen dat Van Doorn inderdaad daar moest kunnen bouwen. Ik bedoel, dat geeft het glijdende karakter al aan, je geeft het de één toe en vervolgens creëer je daar zelf het argument mee om te zeggen: de volgende moet ook. In de zaak van Van Doorn hebben we een heel ander standpunt gehad dan de WD. We

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1995 | | pagina 44