19 januari 1995
- 3 -
:n
in
e uniek is te noemen.
nt VOORZITTER; Ik kan me voorstellen dat u dat niet allemaal bij de hand hebt,
maar hierop is van toepassing artikel 24 van het reglement van orde, dat
gaat over deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of
de raadsleden.
"De raad kan bepalen dat anderen dan in de vergadering aanwezige leden
van de raad of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Een besluit
•- daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden -dat is dus
e hier het geval- van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten
aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan
de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing."
i Dat betekent dat ik dus eerst aan de raad vraag of u het verzoek, zoals de
i heer Blaauw dat net heeft verwoord, kunt inwilligen, te weten dat de
de voorzitter van de commissie dus in de gelegenheid wordt gesteld aan de
;- beraadslaging -uiteraard niet aan de besluitvorming- deel te nemen. Mag ik
sor constateren dat uw raad daarmee kan instemmen? Dan is aldus besloten. Ik
zou de heer Spruit, die aanwezig is op de tribune, willen vragen om aan
deze zijde te willen komen. Dan ga ik nu over tot de beraadslaging en ik
vraag aan de raad wie van u het woord verlangt.
de
=t Heer JOUSTRA (BAM)Voorzitter, vanochtend ontving onze fractie een brief
van de directeur van de A.S.V.Z. te Utrecht, het overkoepelende orgaan van
de Stibas, Lindenhof, met daarin onder meer de dringende oproep alsnog in
te stemmen met het plan Lindenhof om zodoende de belangen van de Lindenhof-
bewoners veilig te stellen en deze niet langer in de kou te laten staan.
Hoe graag, voorzitter, zouden wij aan deze oproep gehoor geven, want net
in als de bewoners en het bestuur is ook onze fractie van mening dat aan dit
al meer dan tien jaar durende gesol eindelijk een einde zou moeten komen,
n Een simpel ja dus en het probleem is opgelost. De vraag is alleen of het zo
ing simpel is en waar de verantwoordelijkheden liggen voor de huisvesting van
deze groep. Ervan uitgaande, voorzitter, dat er op dit moment geen sprake
zou zijn van een «plan Lindenhof» maar er slechts nieuw- of verbouw zou
eft moeten worden gepleegd, dan zouden naar onze mening de problemen, politiek
t gezien, allang zijn opgelost. Nu deze bouwplannen door de projectontwikke
laar echter zijn gekoppeld als voorwaarde voor het tot stand komen van het
project Lindenhof, zijn de kaarten in dit zwartepietenspel echter volkomen
anders komen te liggen. En deze koppelverkoop is niet door ons gemaakt.
Daarmee zijn de bewoners niet door de politiek, maar door de projectontwik
kelaar in een onverkwikkelijke positie gebracht en het bestuur daarmee in
een dwangpositie, want de eigen middelen ontbreken om nieuwbouw te plegen.
Bij een politiek nee ligt dan de zwartepiet al gauw hier. Want wie wil nou
het verwijt krijgen te sollen met de belangen van de gehandicapten, zoals
als de brief een beetje suggereert? Maar hoe triest het ook is, voorzitter, er
van zal toch ook rekening dienen te worden gehouden met de belangen van
anderen, bijvoorbeeld omwonenden, want ook die hebben recht op rechtsbe
scherming. Om dan de dwangpositie van deze groep gehandicapten te -ik kan
ie het niet anders noemen- misbruiken als omwonenden verweten wordt dat zij
e rechtens gewoon bezwaar maken tegen het plan Lindenhof zelf, dat komt ons
ne dan ook als zeer onsmakelijk voor. Daarmee is deze groep gehandicapten een
t pion geworden op het schaakbord van de projectontwikkelaar. En dat,
voorzitter, is nu juist iets wat ons ontzettend tegen staat en volgens ons
it- ook zeer ongepast is. Los van het plan Lindenhof zijn wij van mening dat er
de een oplossing voor deze groep gehandicapten dient te komen. We zouden graag
zien dat u met het bestuur hierover om tafel gaat zitten.
Vanavond, voorzitter, gaat het om het plan Lindenhof zelf, niet meer en
niet minder, althans om het bezwaarschrift dat over de laatste beslissing
van de raad hieromtrent is ingediend. De commissie van advies die zich over
dit bezwaarschrift heeft gebogen, heeft ons daarin niet veel verder gehol
pen. Hier en daar wordt wel gesuggereerd dat het vertrouwensbeginsel zou
zijn geschaad, maar -zo lezen wij dat- met evenzoveel woorden wordt dat
argument weer in twijfel getrokken, te meer -en daar was appellant van op
de hoogte- omdat de raad in zijn oude samenstelling de uiteindelijke
beslissing heeft overgelaten aan de nieuwe raad, zoals de commissie terecht
constateert. Voorts zijn wij van mening -en ook dat constateert de commis
sie- dat er niet kan worden voorbijgegaan aan het gegeven dat een be-