18 juli 1996
- 32 -
18
van het college geweest.
Heer VAN DEN BREEMER (CDA)En heel duidelijk was toen de bevinding van de
meerderheid dat we daar zeer zorgvuldig mee om moeten gaan. Als we daar
zeer zorgvuldig mee om moeten gaan, dan moeten we daar in ieder geval onze
mensen hier in dit huis, die de deskundigen daarvoor zijn, en het college
de mogelijkheid geven een goede afweging te maken en goede onderhandelingen
te voeren. Daar komt dan helaas iets uit waar u niet zo erg mee tevreden
bent en wij vinden het ook jammer, alleen, laten we hopen dat er ooit nog
eens een betere oplossing voor de dag kan komen. Maar op dit moment steunen
wij het college.
Mevrouw STEKELENBURG (PvdA)Voorzitter, we hebben te maken met een
ingewikkelde materie. Om daar wat handen en voeten aan te geven, even
terug. Wij hadden ooit een bestemmingsplan voor dit gebied ontwikkeld en in
dat bestemmingsplan -ik kan mij dat nog levendig herinneren- hebben wij
heftige discussies gevoerd over wat er wel kon en wat er niet kon. Wij
hebben hier en daar wat bestemmingen neergelegd, bijvoorbeeld bedrijfsbe-
stemmingen. Eén van die bedrijfsbestemmingen was destijds de firma Blan-
kersWij zijn van mening dat nog steeds het recht is om te zeggen: waar we
toen voor gekozen hebben, gaat voor. Of dat nou prettig is of niet, wij
vinden gewoon: die bestemming heeft men recht op. We hebben alleen gepro
beerd of er middels onderhandelingen -met de heer Kers in dit geval-
mogelijkheden lagen om de familie Van Vulpen te helpen. Nu gebleken is dat
dat niet haalbaar is, zeggen wij simpelweg: de familie Kers kan beginnen,
als ze voldoen aan de milieuregels en ze hebben bewezen dat ze eraan kunnen
voldoen en dat ze daar ook aan zullen voldoen. Dan hebben ze het recht
daartoe, of we dat nou leuk vinden of niet. Daar hebben we ooit een keus
voor gemaakt. Daar kun je achteraf spijt van hebben, maar dat doet niet
meer terzake, recht is recht. Dan kunt u zeggen: nu zijn er verwachtingen
gewekt naar de familie Van Vulpen toe. Voorzitter, ik denk dat mijn partij
dat niet gedaan heeft. Wij hebben wel geprobeerd al het mogelijke te doen
in een situatie die voor alle partijen -waar de gemeente er één van was-
een oplossing te zoeken, een oplossing die ook voor de familie Van Vulpen
misschien een helpende hand was geweest om iets te realiseren. We hebben
niet voor niets dat amendement ingediend enige maanden geleden, om te
kijken of er inderdaad een win/win-situatiezoals de heer Van den Breemer
en ook de heer Krijger meen ik dat noemde, haalbaar was. Dat is niet zo. En
dan vind ik dat je recht moet doen aan wat we met elkaar hebben afgespro
ken, hoe treurig dat misschien ook is voor een familie die misschien
gehoopt had op iets anders. Maar onze grote zorg is, en ook wel een beetje
onze angst, dat als we nu af gaan wijken bij dit soort zaken, wat betekent
dat dan voor alle mensen die we officieel in een noodwoning hebben zitten,
ook gekenmerkt hebben op de bestemmingsplankaart als een noodwoning, waar
we op dit moment nog geen beleid voor ontwikkeld hebben? Ik zou ook aan u
willen vragen om dat beleid ten aanzien van die noodwoningen in het kader
van de ruimtelijke ordening op korte termijn op te starten, zodat we daar
in ieder geval wel duidelijkheid over krijgen. Maar daar waar het de
familie Van Vulpen betreft, niet voorkomend op die kaart, gaat het om een
nog andere situatie als de mensen in de noodwoningen.
Het is niet leuk, zo'n boodschap te moeten brengen en we hebben ook best
geworsteld -dat is misschien een wat zwaar woord- we hebben er heel lang
over nagedacht. Je kunt natuurlijk krokodilletranen huilen, maar dat wilden
we niet. We vinden gewoon dat we recht door zee moeten zijn in dit geval,
dat komt ook in ieder geval voor de toekomst het hele gebied ten goede,
maar ook alle mensen die ons anders na deze beslissing zouden overvallen
met de opmerking: waarom zij wel en waarom wij in het verleden niet?
Heer ROEST (D66)Voorzitter, ik heb respect voor het standpunt van mijn
voorgangster. D66 heeft in deze zaak en in het hele gebied steeds een
helder standpunt ingenomen. Ik verwijs naar mijn bijdrage eerder deze
avond. Het verwondert me om te horen van de heer Krijger dat er termen nu
komen van: we willen juist dat gebied opknappen, we willen herstel van het
landschap, we willen bedrijfsbestemmingen inleveren en we willen daar elke
keer weer over onderhandelen. Ik ben ervan overtuigd dat al dat onderhande
len zal leiden tot een relatief beperkt inleveren van de bedrijfsbestemmin-