Heer BOERKOEL (PvdA)Mijnheer de voorzitter, ik zou graag de heer Krijger een vraag stellen. Mag dat? Hij heeft het in zijn totale verhaal -ik stond inderdaad te roken, mijnheer Krijger, maar ik heb het wel gehoord wat u gezegd hebt- over de juiste verhoudingen. Maar wie bepaalt nou de juiste verhoudingen? In ieder geval niet alleen de WD. In ieder geval niet alleen de Partij van de Arbeid. Het is deze raad die aan de hand van de signalen en aan de hand van de gegevens die wij hebben, verhoudingen neerlegt. Die gaan de inspraak in. Niet een bepaalde partij legt een bepaalde verhouding neer. Heer ROEST (D66)Voorzitter, mag ik aan beide heren even vragen of zij al een beeld hebben wat «bouwen in de juiste verhoudingen» betekent? Ik ondersteun het betoog van de overkant, het is een duidelijk verhaal. Maar ik denk dat hij niet precies weet wat we moeten bouwen en ik denk dat de volkshuisvesting geen materiaal levert. Bent u niet met mij van mening dat we dat eigenlijk niet weten, wat we moeten bouwen? Heer KRIJGER (WD) Ik denk dat wij het nooit exact weten. Wat we wel weten, als we alleen de markt zijn gang laten gaan, dat we niet datgene krijgen in de verhouding wat we zouden willen hebben. Dus wij moeten randvoorwaarden stellen. Als wij als gemeente een aantal voorwaarden willen stellen met betrekking tot betaalbare woningen, wil dat zeggen dat als wij dat in de hand houden, dat je afspraken kunt maken met bouwers dat als zij gaan bouwen in een zeker volume dat wij bepalen dat ook woningen die wij nog niet kunnen toewijzen -want daar praten we over, woningen boven de toewijzingsgrens- toch worden toegewezen aan SoestersDat kan bijna nergens, alleen als je afspraken kunt maken die je zelf in de hand kunt houden met de Soester bouwers. Dat wil zeggen dat ook de woningen boven de klasse van toewijzing toch worden gebruikt voor Soesters en dat zij die alleen maar krijgen als zij de goedkope woning die wij nodig hebben achterlaten en voor Soesters komen. Dat hele systeem, daar wordt nauwelijks over gesproken, is ook onderdeel van deze notitie. Dat vinden wij een vertaling waard met betrekking tot die aantallen in de koopwoningen, in de sociale sfeer ook natuurlijk, om datgene wat wij voor ogen hebben binnen de randvoorwaarden van de structuurvisie, die wij in groten getale als beleidsvoornemen zeggen te hanteren, ook na te komen. Heer BOERKOEL (PvdA)Ik zou nog graag even reageren en antwoord geven op de vraag van de heer Roest, als u het goed vindt. VOORZITTEROf kan het in de tweede termijn straks? Heer BOERKOEL (PvdA)Ik heb van de heer Krijger begrepen dat de heer Brunekreef met cijfers komt. Ik zou nog één getal willen noemen, mijnheer Roest. Als u kijkt naar de categorie -want daar heb ik het over gehad- na 1999, dan staat er in de notitie van het college 155 koopwoningen vanaf 250.000,=. De wijziging die ik aangebracht heb op dat punt is dat ik daar een hoeveelheid woningen van afhaal om de reden die het college ook in het stuk heeft staan, namelijk dat er nu 70 in het stuwmeer zitten, wat op kan lopen tot 200. Als we aan die getallen niets doen, dan komt daar een getal te staan van 355 woningen na 1999 van boven de 250.000,= Ik ben ervan overtuigd dat als je voornamelijk in die sector bouwt, dat het niet doorstroombevorderend is. Dan zul je moeten bouwen in een glijdende schaal, dat werkt doorstroombevorderend. Heer BRUNEKREEF (WD)Voorzitter, ik denk dat we steeds om een zaak heen draaien en ik vind het jammer dat dat in de gesprekken zo weinig tot uiting komt. Een pluim op de hoed van mevrouw Tomassen, want ik denk dat zij heel goed geluisterd heeft naar wat ik in de vorige commissievergadering daarover heb gezegd. Wij hebben gepleit voor differentiatie van de grond- hoeveelheid waarop een woning wordt gebouwd, waardoor je in de juist heel goedkope sector 33% meer woningen zou kunnen bouwen op hetzelfde stuk grond. En we hebben gepleit voor differentiatie van grondprijzen, waardoor je in staat blijft om binnen de exploitatie-opzet sluitend te blijven werken. Als randvoorwaarde hebben we daaraan verbonden dat niet de totaal aantallen omhoog mogen gaan, maar dat dat binnen de aantallen van de 18 - ik n ege et in en en? en over e wel gen? urvi- ge- k ird ieleid l aan slang zijn 5 in iereen ital wij ïen irwo- sen Dus en aan is n een dat er staat meer zeggen - de t tel t svoor- 18 januari 1996 - 19 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1996 | | pagina 20