18 januari 199 6 - 21 - zover naast ons eigen raadsbesluit gezeten als nu. Vaak waren er ook wel heel inventieve reacties, met name vanuit het college vind ik dat er met deze materie heel goed is omgesprongen, voor zover het dan gaat voor de collegepartijen. Wij scharen ons toch meer onder die groep waarvan u zelf in uw laatste brief van 16 januari zegt dat er ook fracties zijn die liever een andere uitgangssituatie hadden gehad. Nou, wij zijn één van die fracties en mijn bijdrage vanavond zal geënt zijn op die teleurstelling. Discussies zijn er dus geweest en blijven komen en ondanks dat alles is er nog steeds geen enkele betrouwbare informatie over de werkelijke aantallen woningzoekenden, noch over de bewoners en de daarbij behorende inkomens klassen. De vraag voor D66 is nog steeds: waarom bouwen we in Soest en voor wie bouwen we? Dat is niet duidelijk. Op die vraag komt hier vanavond ook weer geen helder antwoord, noch van de heer Boerkoel, noch van de heer Krijger, noch van de heer Meilof, kortom, geen enkele fractie heeft daar een antwoord op. Het is wel bij de heer Meilof duidelijk dat het voor hem ook een irritatie is dat hij daar niet meer inzicht in kan krijgen. Een kleine woonbehoefte-analyse, geen dik rapport, maar die toch het uitgangspunt zou moeten zijn van het hele gebeuren, dat hadden we graag tevoren gehad. De grote bouwziekte zou je dan misschien kunnen legitimeren, maar op het ogenblik ontbreekt daar ieder aanknopingspunt voor. De besluit vorming van vanavond berust wat ons betreft nog steeds op los zand en veel raadsleden willen hun kop daar maar al te graag insteken, voorzitter. Het raadsvoorstel zelf. In de inleiding gaat u in op de uitdrukkelijke wens, ook van D66, voor een integrale behandeling. Toch vind ik dat het planologische en het milieu-aspect onderbelicht zijn. Nergens staat vermeld wat de gevolgen in de toekomst kunnen zijn omdat we zover van onze afspra ken afwijken, zoveel woningen hebben gebouwd en nog weer zullen gaan bouwen. Dat had ik graag nog even duidelijk gezien in dit voorstel, desnoods in de milieuparagraaf achteraan. Wat het programma 1995-1998 betreft, een gemiddelde van 210 woningen, terwijl er afgesproken was 125. D66 wil er iets aan doen. Waarom worden deze overschrijdingen niet gecompenseerd en gecorrigeerd na 1998? Of kunnen ze minder worden gebouwd in de vrije sector tussen 1995 en 1998? Dat zouden wij ook wel willen. De kolom «niet vast» in de bijlage geeft misschien toch nog wat meer ruimte dan wellicht door het college is gesuggereerd. De heer Witte heeft er ook al iets over gezegd, ik denk dat we dat nog eens terdege zullen moeten bekijken. U gaat wat de begrenzing van de artikel 19 procedures betreft -nogmaals, wij zijn daar voor dat u dat doet en dat u dat stringent doet- voorbij aan de lokaties voor één of twee woningen. Daar zegt u van: dan houden we een hand voor ons gezicht en dan doen we net of we die niet zien, die tellen we in ieder geval niet mee, die mogen wel gebouwd worden. Ik ben het ermee eens dat ze gebouwd mogen worden, maar ze zullen wel meegeteld moeten worden. Op de totalen van na 1998 moeten die in mindering worden gebracht, evenals de nu al in de bestemmingsplannen vastliggende lokaties voor het bouwen van woningen. Natuurlijk kun je dat niet bestrijden, men heeft recht op die woningen. Maar tel ze dan ook mee. Wat is dat voor half beleid? De bouw kan dus doorgaan, maar na 1999 en volgende jaren moeten deze aantallen worden gecorrigeerd. Indien het programma 1995 - 1998 later gereed komt, zal dat van invloed moeten zijn op het programma van na 1999. Op die manier kun je de bult nog een beetje wegwerken en wordt juist bereikt dat de overschrijdingen van de voorafgaande jaren nog worden gecorrigeerd. Dan de differentiatie. De percentages vrije sector van 48,5% in de periode 1995 en 1998 liggen veel te hoog. We willen daarom in de jaren daarna -ik sluit aan bij de heer Boerkoel wat dat betreft- na 1999 de categorie vrije sector lager hebben dan 33% Voorzitter, wij juichen uw overleg met de woningbouwcorporaties toe. U hebt aangekondigd om gezamenlijk te komen tot lagere aanvangshuren, lager dan 700,= per maand, wij hebben daar ook geld voor over. Wij vinden dat een goed initiatief. De mogelijkheid om meer aanleunwoningen te bouwen, die moet nadrukkelijk bekeken worden. Het college zegt zelf: daar hebben we nu geen voorstel voor, maar van juist die sector is het eigenlijk heel goed bekend dat er een grote behoefte aan is. De woningen zoals die hier aan de Dalweg ook worden gebouwd, die aanleunwoningen. Het plansaldo Boerenstreek, voorzitter, nu volgens de berekeningen 7,5 20 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1996 | | pagina 22