16 oktober 1996 -23- nummer 29 wijzen wij dus ook af. Dan kom ik bij Groen Links/Progressief Soest, dat is motie nummer 13, betreffende het jeugdhonk. Ik heb dat in eerste termijn denk ik niet helemaal compleet beantwoord. Ik heb wel naar aanleiding van vragen van het CDA daar in algemene termen over gesproken, maar ik ben niet specifiek op het jeugdhonk ingegaan. Het was de bedoeling dat we bij deze begroting een plan voor een jeugdhonk mede zouden behandelen. Er is ook een plan uitge werkt, maar zoals u weet loopt het onderzoek van de Stichting Welzijn Soest. Dat komt op 5 november a.s. in de commissie en één van de elementen die ik al eerder deze week heb aangehaald is dat, als je een bepaald plan wilt realiseren, in dit geval het jeugdbeleid, het van groot belang is dat er voldoende condities aanwezig zijn. Je moet er zeker van zijn dat de plannen die je wilt realiseren, ook gerealiseerd kunnen worden. Ik heb daar over gesproken met de onderzoeker, die daar een rapportage over heeft gedaan aan het college. Ik heb hem met nadruk gevraagd: wat is uw inschat ting hoe wij met het jeugdhonk om moeten gaan? Hij heeft ons dringend aanbevolen om daar nog even mee te wachten. Uiteraard kan die vraag opnieuw gesteld worden in de commissie van 5 november, als u er althans prijs op stelt om het uit de mond van de heer Rijken zelf nog eens te horen. In ieder geval was het voor het college aanleiding om de voorstellen voor het jeugdhonk nu nog niet in te dienen, maar met elkaar eerst te discussiëren over het rapport van de Stichting Welzijn Soest. Dan kunnen we opnieuw over het jeugdhonk spreken. De motie nummer 13 moeten we dan ook vooralsnog afwij zen Dan kom ik aan het GPV. De heer Meilof heeft twee moties ingediend. Eén motie betreft het terrein van Sinaï. In die motie zitten bepaalde elementen waar het college zich in kan vinden, dat is dat we nu geen besluit nemen over de toekomst van het Sinaï-terrein, dat we in de gesprekken die ongetwijfeld zullen volgen, aangeven alleen bebouwingen op het Sinaï- terrein toe te staan die volledig voldoen aan de bestemming. Dat is ons uitgangspuntWe kunnen ons niet verenigen met de punten daarna en met name omdat, op het moment dat ik de gesprekken moet aangaan, ik in een situatie kom dat de andere partij weet: hé, als het niet verkocht zal worden, dan kan ik dus kennelijk bij de gemeente aankloppen. Daarmee is denk ik een onderhandelingspositie bij voorbaat al weg. Om die reden moet ik de motie dan ook ontraden. De tweede motie van de heer Meilof betreft het RWA. Die motie wil ik overnemen, omdat ik denk dat wat u vraagt ook de instemming van het college kan hebben, dat er een objectief onderzoek moet plaatsvinden. Ik heb daar overigens vanmorgen nog even contact over opgenomen met de directie van het RWA om te informeren wat hun bedoeling is. Nou, het is inderdaad de bedoeling dat een ander instituut dan het RWA het onderzoek gaat doen. Ik denk dat we vooralsnog ervan uit kunnen gaan dat het met de nodige objecti viteit zal gebeuren. Ik zal u uiteraard op de hoogte houden op het moment dat een en ander van start zal gaan. Voorzitter, dat waren de vragen en moties voor zover mij op dit moment bekend, die ik had te beantwoorden. VOORZITTERDank u wel, dan mag ik als laatste in tweede termijn de onderwerpen uit mijn portefeuille beantwoorden, voor zover dat in eerste termijn niet gebeurd is. Ik begin bij de WD-fractie. De heer Krijger vroeg voor alle duidelijkheid nog even, waar het ging over de voorlichtingspara graaf en de kwaliteit, of ik hetzelfde bedoelde zoals hij dat bedoelde. Het antwoord daarop is ja. Da kom ik bij het CDA, daar is over Slachtofferhulp gesproken, ook andere fracties hebben daarover gesproken en hun reactie gegeven. Wij proeven als college dat daar een zekere meerderheid voor is in de raad. Ik kan u zeggen dat het college het bedrag van 6.050,-- zal honoreren en de motie nummer 23 dus overneemt, maar met één aantekening erbij, dat het dus eenmalig is. Dus alleen voor 1997, omdat wij met name ook de ontwikkelingen van de zijde van het ministerie van justitie nauwlettend willen volgen. Als daar meer vandaan zou komen, dan zou er voor u als raad en voor het college reden zijn om een ander voorstel te doen voor de jaren daarna. Dan kom ik bij het veilige-schoolprojeet waar de heer Lokker over gesproken heeft. In het blad Uitleg van het ministerie van onderwijs dat op 2 oktober jl. is verschenen, wordt aangekondigd twee televisieprogramma's die bestemd

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1996 | | pagina 312