3 juli 1997 - 33 - u zegt: zet het nou eerst eens voor vijf jaar vast en bekijk dan hoe de situatie is. Ik denk dat dat ook heel reëel is, want we hebben best situaties dat je zegt van: je moet dat reëler maken. Dan zeg ik niet in welke stap, want dat kan ik ook niet vanaf deze plaats zien, maar ik denk dat het een goede manier is om voor vijf jaar dit af te spreken en dan vervolgens te kijken in hoeverre je het bedrag van de erfpacht aanpast aan de situatie die op dat moment bij de Stichting Willaert heerst. Maar het blijft dus zichtbaar in de begroting, u ziet elk jaar dat we een bepaald bedrag subsidiëren aan de stichting en de stichting betaalt het ook weer even hard terug aan ons. We doen dat met ontstellend veel instellingen, want dat is nu eenmaal de afspraak die we hebben gemaakt, het moet zicht baar blijven in de begroting, je mag het niet versluieren. Ik hoop dat ik met deze uitleg aan uw vragen over de erfpacht heb voldaan. Dan zegt de Partij van de Arbeid: ja, er zijn nog een aantal andere zaken waar je op moet letten. Wat gebeurt er als de stichting niet meer hetzelfde doel heeft? Dit is een heel technisch punt en de heer Boerkoel heeft het weliswaar ambtelijk gegeven, maar dat toch wel op een korte termijn. Ik stel voor dat we het erfpachtcontract dat we sluiten met de Stichting Willaert gewoon in de commissie financiën inhoudelijk bekijken en gewoon de tekst ook doorlopen. Ik krijg nu een aantal suggesties mee, ik kan niet zien in hoeverre die allemaal in het contract kunnen. Daarbij moet ik natuurlijk ook met de Stichting Willaert daarover overleggen. Dus ik stel voor dat we het naar de commissie brengen. In die zin heeft het ook geen haast, want het gaat om de principe-uitspraak. Als u nu zegt: college, als de C-bieb zijn plan gaat uitvoeren willen we voor 400.000,-- die grond aankopen, dan betekent het dat de stichting tenminste met volle kracht deze maanden kan gebruiken om de plannen verder te ontwikkelen. Dat is van groot belang, het werd ook al even door de WD aangekaart, omdat men is begonnen met het inzetten van een aantal zaken die de bezuiniging uiteindelijk moet realiseren. Een van die dingen is natuurlijk dat als je twee instellingen samen wilt laten gaan, dat je toch vrij veel aanpassingen moet doen. Die tijd dan het niet optimaal werkt -dan kom ik aan de opmerkingen van de heer Roest- moet je zo kort mogelijk houden. Het is absoluut niet de bedoeling, noch van C-drie, noch van de bibliotheek, om hun openingstijden te verminderen. Het is echter ook onmogelijk om dezelfde situatie te hebben gedurende de tijd dat het gebouw wordt aangepast. Dan zullen ze iets moeten doen aan hun tijden, dat kan niet anders, het werkt anders niet. Ik geef daarbij de uitdrukkelijke garantie dat op het moment dat het gebouw open is, er deze openingstijden zijn die er nu zijn. Ik zal niet zeggen op de minuut hetzelfde, maar het aantal minuten hetzelfde. Ik denk ook dat het goed is om u te realiseren dat de C-bieb in zijn voorstellen zelf heeft gezegd: wij kunnen door op één locatie te gaan zitten wellicht zelfs een verbeterde openstelling realiseren. Daar zijn ze ook ernstig naar aan het streven. U kunt zich voorstellen dat dat nou een van die winstpunten voor de organisatie is. Die organisatie moet zelf ook baat hebben van al deze grote inspanningen. Een van die baten voor de organisatie is dat zij hun openingstijden kunnen optimaliseren en dus beter aan de vraag van het publiek, nu en in de toekomst, kunnen voldoen. Dat het plan duurder is geworden dan wij hadden geraamd bij de kerntaken discussie, zoals GGS zegt, dat is waar. Het college heeft daar ook geen ja tegen gezegd, zo van: ach, is het bijna een miljoen duurder? dan krijgt u extra geld. Het college heeft gezegd: er zijn gescheiden verantwoordelijk heden, de raad heeft besloten dat een bepaald subsidiebedrag bestemd is voor deze organisaties, dat bepaalde subsidiebedrag daar kunnen ze alleen maar hun taken voor uitvoeren als er geïnvesteerd wordt en in langdurig overleg is er dus gekomen tot een oplossing, waarbij de verantwoordelijk heid voor deze zaak door twee partijen is gedeeld. De stichting door een extra lening op zich te nemen, waarvan de BAM vraagt: ik wil toch wel enig inzicht hebben in hoe dat nou precies gaat met die horeca. Kijk, ze hebben op het ogenblik al behoorlijke horeca-inkomsten, ze hebben daar goede ervaringen mee. Ik kan me best voorstellen dat ik uw vraag nog een keer expliciet aan het bestuur voorleg en dat er nog een brief over komt. Aan de andere kant vind ik het een verantwoordelijkheid van de stichting. Als zij een lening sluiten en ze denken het op die manier te dekken, is dat een verantwoordelijkheid van de stichting. Wij hebben in ieder geval gezegd dat wij die kosten niet voor onze rekening namen, dat wij alleen -net als we hij andere welzijnsinstellingen doen- de lening willen garanderen omdat dan

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1997 | | pagina 152